Twee kranten, Over de oorsprong van NRC Handelsblad pien van der hoeven
twee paleizen
Twee kranten, Over de oorspron...
163 downloads
691 Views
5MB Size
Report
This content was uploaded by our users and we assume good faith they have the permission to share this book. If you own the copyright to this book and it is wrongfully on our website, we offer a simple DMCA procedure to remove your content from our site. Start by pressing the button below!
Report copyright / DMCA form
Twee kranten, Over de oorsprong van NRC Handelsblad pien van der hoeven
twee paleizen
Twee kranten, Over de oorsprong van NRC Handelsblad pien van der hoeven
twee paleizen
nrc Boeken 2010
Voorwoord Verjaardagen zijn, voor de historicus in mij, heerlijke momenten om terug te blikken. Het verhaal van de Nieuwe Rot terdamsche Courant, die voor het eerst verscheen in 1844, en het Algemeen Handelsblad, dat nog een stuk dieper in de negentiende eeuw wortelt, leidt de lezer naar de Witte de Withstraat in Rot terdam en de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam. Lang voor er sprake was van nrc Handelsblad, werd op deze twee adressen een stevig stuk persge schiedenis geschreven. Het is een geschiedenis die zich afspeelt in dagbladpaleizen, waar destijds koetshuizen en paardenstallen nodig waren voor een ‘eigen postdienst’, waar nu eens ‘ongenaakbare hoofdredacteu ren’ de scepter zwaaiden en dan weer ‘vrolijke chaos’ heerste op de redactie. Het is ook een geschiedenis die baadt in liberale beginselen als parlementaire macht, rechtstreekse verkiezingen, godsdienstvrijheid, openbaarheid van bestuur en persvrijheid. Een geschiede nis ook van soms hevige spanningen tussen het ‘leesbare’ Handelsblad en de ‘droge, zakelijke’ nrc. Een geschiede nis waarin namen opduiken als die van Johan Huizinga en Hendrik Marsman, maar ook die van vreselijke plaatsen als Auschwitz en Sobibor. De verjaardag van nrc Handelsblad is voor de journalist in mij een bijzonder moment. Ik herken de drang naar vrij
heid van de individuele journalist. Het prettige gebrek aan hiërarchie op de redactie. De onaantastbaarheid van de schrijver van een column. De verknocht heid van de mensen aan ‘hun’ krant — al hebben we al lang geen bedienden meer met de letters nrc op de glimmende knopen van hun uniformen. De trots ook, wanneer je leest dat een Duitse perswetenschapper al in 1938 beweerde dat de buitenlandse berichtgeving van nrc door weinig kranten ter wereld werd geëvenaard. Maar de veertigste verjaardag van deze geweldige krant is voor de hoofd redacteur in mij vooral een uitgelezen gelegenheid om vooruit te kijken. De liberale beginselen waarop het journa listieke bouwwerk van nrc Handels blad is gefundeerd, zijn actueler dan ooit. De taak van deze redactie is urgen ter dan ooit. In een maatschappij waarin steeds meer informatie voorhanden is, willen wij aan journalistiek doen. In een samenleving die steeds meer naar de eigen navel staart, kijken wij graag naar buiten. In een journalistieke wereld die de waan van de dag achterna loopt, wil len we net iets verder denken. Omdat we weten dat u, de lezer, dat van ons verwacht. Peter Vandermeersch Hoofdredacteur
5
6
Witte de Withstraat, Rotterdam Op 5 mei 1874 legde de oude Nijgh de eerste steen voor het nieuwe onderko men van de Nieuwe Rotterdamsche Courant, de krant die hij dertig jaar eerder had opgericht. Tien jaar lang had zijn krant verlies gemaakt, steeds had den hij en de andere aandeelhouders de tekorten moeten aanvullen, maar nu kon voor de nrc een groot en voornaam pand gebouwd worden, een dagblad paleis. De vaart waarmee het gebouw verrees, toonde het tempo van econo mische groei in het Rotterdam van die jaren. De stad breidde zich uit. Tuinen en landerijen maakten plaats voor rechte straten, die genoemd werden naar helden uit de tijd van Hollands glo rie. Witte de Withstraat was het nieuwe adres van de nrc. Hier kwam een kran tengebouw te staan dat zijns gelijke in Nederland niet kende. Dertig meter breed was het, twee verdiepingen hoog met een souterrain. Het nam de hele breedte in beslag van het blok tussen de Eendrachtsstraat en de Boomgaardlaan — die gelet op de snelle stadsontwik keling al gauw ook straat genoemd zou worden. Het was uitgerust met de modernste faciliteiten. Er was een door stoom aangedreven papierlift, die duizend kilo papier uit het souterrain naar de drukkerij op de beletage kon hijsen. Er was een elektrisch belsysteem, waarvan de koperdraden als zenuwen door het hele gebouw liepen. Er waren
spreekbuizen tussen de kamers van de hoofdredactie, de directie, de adminis tratie en de zetterij. In de drukkerij stonden vier gloed nieuwe door stoom aangedreven snel persen. Ranke meisjeshanden moesten daar het papier vliegensvlug per vel in leggen, totdat drie jaar na de opening van het gebouw de nrc de eerste rota tiepers in Nederland plaatste. Deze Koe ning & Bauer werd in 1900 al vervangen door een Amerikaanse Gosspers. Aan de Eendrachtsstraat had de nrc ook een koetshuis en een paardenstal ten behoeve van de eigen postwagendienst. De paardenwagens brachten op gezette tijden de kranten naar het station en haalden de post op van het postkantoor en van het eigen bijkantoor in het cen trum. De meest kostbare faciliteit waar het gebouw over beschikte was waar schijnlijk de eigen telegraafverbinding. Telegrammen hoefden nu niet meer afgehaald te worden in het Rijkstele graafkantoor aan de Blaak en konden zonder tijdsverlies worden verwerkt. De oprichter van de nrc, uitgever en boekhandelaar Henricus Nijgh, had er altijd veel geld voor over gehad om de snelste te zijn. Toen er nog geen tele graaf was, gebruikte hij postduiven om andere kranten voor te zijn met het nieuws. Het oude pand van de nrc aan de Grote Markt had een speciale duiven zolder. Ook het nieuwe gebouw had
f Henricus Nijgh Jr, de kleinzoon van de oprichter, 1933
7
8
een duiventil op het dak, maar van deze liefhebberij van Nijgh hoefde de krant het nu niet meer te hebben. Vervlogen waren de tijden dat de medewerkers van de nrc hun baas vertwijfeld zagen toekijken hoe zijn duiven, met het nieuws nog aan de poten, ergens hoog en onbereikbaar zaten te tortelen. Was het aan uitgever Nijgh te danken dat de nrc alle andere kranten over troefde wat de snelheid en volledig heid van haar berichtgeving betrof, het was de eerste hoofdredacteur, de jurist H.H. Tels, die de krant haar politieke invloed bezorgde. Onder leiding van Tels stelde de nrc zich ten taak de Nederlandse publieke geest uit haar
postNapoleontische lethargie te wek ken. Vergroting van de parlementaire macht, rechtstreekse verkiezingen, vrijheid van handel en nijverheid, godsdienstvrijheid, openbaarheid van bestuur en persvrijheid waren de liberale idealen waarop Tels in zijn com mentaren hamerde, tegen het zere been van de gevestigde macht. De nrc sprak direct vanaf haar verschij ning in 1844 met groot gezag. Maar de geldschieters van de krant, onder wie Nijgh zelf, moesten de eerste 25 jaar genoegen nemen met immateriële divi denden: de verzilvering van de liberale idealen. Pas toen in 1869 de exorbitante belasting op kranten opgeheven werd, volgde ook het materiële succes.
Glimmende knopen In 1885 noemde de bibliothecaris R. van der Meulen in zijn standaardwerk over de pers de nrc ‘een der beste, zoo niet het eerste der Nederlandsche dag bladen’. Volgens Van der Meulen dankte de nrc deze reputatie aan de talrijke correspondenten in bijna al de hoofd steden van de wereld en aan de veelzij digheid van haar berichtgeving, die niet alleen de handel, nijverheid, staatkunde en staatshuishoudkunde betrof, maar ook de kunst en letterkunde. Veertig jaar later sloot de journalist mr. L.J. Plemp van Duiveland, die als oud voorzitter van de Nederlandse Journa listenkring een vooraanstaande plaats innam in de Nederlandse dagbladwe reld, zich nog geheel en al bij dit oordeel aan, toen hij in zijn overzichtswerk, Journalistiek in Nederland, de nrc boven de andere Nederlandse bladen stelde wat de betrouwbaarheid en de volledig heid van haar berichtgeving betrof. Hoe
onaantastbaar de nrc aan het eind van de negentiende eeuw al was, wordt ook duidelijk door wat A. Voogd van het Rotterdamsch Weekblad overkwam. Toen Voogd een coryfee uit het Rotter damse bedrijfsleven eens om informatie vroeg, kreeg hij te horen: ‘Mijnheer, dat zetten wij alleen in de N.R.C. en wil uw courant dat hebben, dan kan zij het daaruit overnemen.’1 Op de Witte de Withstraat was het gevoel van eigenwaarde, dat het succes van de krant teweegbracht, af te lezen aan de ineengestrengelde letters n r c, het beeldmerk van het bedrijf, dat op allerlei plekken aangebracht was: op de twee sierlijke straatlantaarns die aan de voorzijde van het gebouw stonden; op de schouw en de pendule in de ver gaderzaal van de commissarissen; op iedere commissariszetel; op de petten van de koetsiers en conducteurs van de postwagendienst en op de glimmende knopen van hun uniformen.
Nieuwezijds Voorburgwal, Amsterdam Tien jaar nadat Nijgh de eerste steen had gelegd voor het nieuwe onder komen van de nrc, werd in 1884 de gracht van de Nieuwezijds Voorburgwal gedempt. Het Algemeen Handelsblad, dat aan deze gracht gevestigd was sinds 1831, lag toen niet meer aan het water, maar aan een brede straat. Deze straat,
die nu alle ruimte bood aan het ver keer en zich uitstrekte van het station naar het Spui, werd de slagader van de stad. Het Handelsblad was dus gunstig gesitueerd — en ging er nog op vooruit toen het nieuwe hoofdpost en tele graafkantoor, dat vlakbij op de hoek met de Raadhuisstraat gebouwd werd,
f Het gebouw van de NRC aan de Witte de Withstraat, 1933.
9
10
in 1899 in gebruik werd genomen. Ook andere kranten streken nu neer op de Nieuwezijds Voorburgwal, die zich ont wikkelde tot het journalistieke centrum van Nederland. Hier reden paarden wagens, en later bestelauto’s, af en aan met kranten en papier; hier renden loopjongens heen en weer met de laatste berichten van de Beurs; hier hingen kranten met het laatste nieuws in de vitrines; hier dromden geestverwanten samen voor de verkiezingsuitslagen, die opgetekend werden op grote borden aan de gevels van de dagbladgebouwen; hier dreunden dag en nacht de persen, en bij sommige gebouwen, zoals dat van het Handelsblad, kon men de gevaar tes vanaf de straat zien draaien in het souterrain. Alle grote landelijke kran ten waren hier vertegenwoordigd — en daarmee de hele verzuilde samenleving. De journalisten van de verschillende geestesstromingen vormden samen in zekere zin ook een gemeenschap. Zij schreven over hetzelfde nieuws — als dat tenminste het belang van de zuil oversteeg, wat lang niet altijd het geval was want veel nieuws was alleen voor de eigen groep interessant. Zij troffen elkaar in de cafés van de Nieuwezijds Voorburgwal en zij namen elkaar de maat. Wie had de meeste primeurs en wie de mooiste reportages? De onderlinge rivaliteit uitte zich ook in de huisvesting van de dagbladen. Omdat de huisvesting niet alleen de directie, de administratie en de redactie betrof, maar ook de omvangrijke tech
nische apparatuur waarmee de kranten gezet en gedrukt werden, ging het om gebouwen van groot formaat, een soort industriële paleizen. Het pand van de nrc aan de Witte de Withstraat is waar schijnlijk het eerste gebouw dat een dagbladpaleis genoemd is, en wel in het lyrische boekje dat Johannes Kuyper in opdracht van Nijgh schreef vlak nadat het gebouw in 1875 betrokken was.2 Aan de Nieuwezijds Voorburgwal werden in de eerste drie decennia van de twintig ste eeuw verschillende van dergelijke dagbladpaleizen neergezet. In 1903 liet het roomskatholieke dagblad De Tijd, niet ver van de vermoe delijke fundamenten van het Kasteel van Aemstel aan de Nieuwezijds Kolk, een gelijknamig gebouw verrijzen. De architect Antoon J. Joling, een leerling van de grote katholieke bouwmeester Pierre Cuypers, maakte er een kleurrijk gebouw van, dat inderdaad wat weg had van een middeleeuws kasteel. Tegen over het kasteel van De Tijd kwam in 1917 de antirevolutionaire vesting van De Standaard te staan. Architect Jac. Duncker ontwierp een tamelijk donkere gevel met vier classicistische beelden, die de ‘kleine luyden’ van Abraham Kuyper vanaf de dakrand in de gaten hielden. Helemaal aan het begin van de Nieuwe zijds Voorburgwal, aan het Hekelveld, stond vanaf 1931 de ‘Rode Burcht’ van Het Volk, de spreekbuis van de socialis ten. Het grote gebouw, met een 25 meter hoge, lichte hal, was ontworpen door
f Het gebouw van het Algemeen Handelsblad, circa 1925
11
12
Jan Buys en toonde in de heldere, rechte lijnen de invloeden die diens werk onderging van De Stijl en de Nieuwe Zakelijkheid. Het was Buys’ favoriete schepping, omdat hij er maximaal uitdrukking had mogen geven aan zijn socialistische idealen. In dezelfde periode verrees verderop aan de Nieuwezijds Voorburgwal een ander dagbladpaleis in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid. Dit gebouw dat J.F. Staal voor De Telegraaf had ont worpen, overtrof alle andere dagblad paleizen in afmetingen, het had zelfs een toren. De eigenaar van De Tele
graaf, Hak Holdert, had zich in 1923 op slinkse wijze meester weten te maken van de betreffende locatie ten koste van het populaire dagblad Het Nieuws van de Dag. Tot dan toe was De Telegraaf in een zijstraatje van de Nieuwezijds Voorburgwal gevestigd geweest, maar dat was geen passende huisvesting voor Nederlands snelst groeiende dagbladbedrijf. In 1930 kon kranten koning Holdert zijn intrek nemen in het hypermoderne paleis aan de Nieuwezijds Voorburgwal, ter hoogte van de Post zegelmarkt, tegenover het Handelsblad.
Nieuwe Kunst Bij het Handelsblad wilde men zich als vooraanstaande krant met de oudste rechten op de Nieuwezijds onderschei den met een bijzonder gebouw, toen het oude grachtenpand niet meer voldeed. Charles Boissevain, die tegelijkertijd directeur en hoofdredacteur was, vroeg als architect Eduard Cuypers, neef en leerling van Pierre Cuypers. Waarschijn lijk was Boissevain via Martin Kalff, een redacteur van het Handelsblad die veel over architectuur en kunstnijverheid publiceerde, met Ed. Cuypers in contact gekomen. Toen Cuypers de opdracht in 1902 kreeg, was hij al een gerenom meerd maar nog betrekkelijk jong architect. Cuypers volgde nieuwe stro f Geveldetail Algemeen Handelsblad-gebouw, 1978.
mingen in de kunst en architectuur op de voet. Rond de eeuwwisseling kwam zijn werk kortstondig onder invloed van de Jugendstil of Art Nouveau. Aan het gebouw dat hij voor het Handels blad ontwierp, is dat duidelijk te zien. De gevel is asymmetrisch en helemaal uitgevoerd in Franse kalksteen, waarin gestileerde bloemen uitgehakt zijn. De raamkozijnen hebben de voor Jugend stil kenmerkende hoefijzervorm. Het gebouw van Cuypers laat zich clas sificeren als Nieuwe Kunst, zoals de Nederlandse variant van Jugendstil wel genoemd wordt. De florale motieven zijn hier niet zozeer zwierig als wel sterk gestileerd, bijna geabstraheerd, en
13
14
er worden veel uit de geometrie afge leide vormen toegepast. Nieuwe Kunst staat meer nog dan Jugendstil aan de basis van wat de twintigste eeuw aan moderne kunst brengen zou. Maar al is het gebouw van Cuypers achteraf als exemplarisch te zien voor deze Nieuwe Kunst, het is daarvan wel een unieke uiting. Uiterst origineel is het bollen van de gevel en het oversteken van de verdiepingen op zeer zware natuurste nen consoles. De gevels van de dagbladpaleizen aan de Nieuwezijds Voorburgwal waren de visitekaartjes van de kranten. Zoals het kleurrijke Kasteel van Aemstel het
katholieke karakter van het dagblad De Tijd uitdrukte, zoals de heldere recht lijnigheid van het gebouw van Het Volk de socialistische identiteit van die krant weerspiegelde, zoals het imposante Telegraafgebouw de journalistieke almacht van Holdert uitdrukte, zo sprak ook het wezen van het Algemeen Handelsblad uit het gebouw dat deze krant in 1902 liet bouwen. Omdat Cuypers openstond voor vernieuwende tendensen in zijn werk, heeft hij in heel uiteenlopende stijlen gebouwd. Maar zijn gebouwen hebben een deftige burgerlijkheid gemeen. Dat gold ook voor het gebouw van het Handelsblad, dat origineel en avantgardistisch was
en tegelijkertijd heel deftig. Het liep in kunstzinnig opzicht vooruit op de twin tigste eeuw zonder, zoals de gebouwen van De Telegraaf en Het Volk, naar het massapubliek te verwijzen. Het was een hoogst individuele uiting van Nieuwe Kunst — het liberalisme in steen gevat. Gesamtkunstwerk Cuypers propageerde het nieuwe inzicht dat architectuur en interieur met elkaar in overeenstemming moes ten zijn. Hij ontwierp zijn gebouwen met oog voor het interieur en andersom wilde hij dat meubels en siervoorwer pen aansloten bij de te bouwen ruimte. Cuypers was een integraal kunstenaar, hij was een getalenteerd tekenaar en ontwierp met zijn bureau ook kunst nijverheidsproducten: servies, meubels en lampen, tot en met de meubelkus sens en lampenkappen. Toen hij ter ere van het 25jarig verblijf van koningin moeder Emma in Nederland een fancy fair organiseerde, ging hij zo ver in zijn ideaal er een harmonieus geheel van te maken dat hij ook de kleding en de hoedjes ontwierp voor de dames die achter de stands stonden. Ook van het Handelsbladgebouw maakte hij een Gesamtkunstwerk: niet alleen de gevel maar ook de binnenkant van het gebouw stond in dienst van de schoon heid. Het hekwerk bij de loketten was uitgevoerd in smeedijzer, dat was gestileerd in geometrische vormen, net als het hekwerk van de trappen. De muren waren gedecoreerd met tegels f Directiekamer Algemeen Handelsblad, circa 1935.
en beschilderd met gestileerde florale motieven. Zijn belangrijkste opdracht gever, de bankier G. Vissering, schreef na het overlijden van Cuypers: ‘Hij had behoefte om brillant werk te leveren, waarvan elk detail in harmonie was met de omgeving.’ Het wekt dan ook weinig verbazing dat Cuypers aan gewreven werd duur werk te leveren. Maar Vissering vergoelijkte in zijn necrologie de hoge kosten waarmee Cuypers zijn bouwheren opgezadeld had: ‘Sterk sprak altijd in hem de artist; dus, had hij de keus tusschen mooie en minder mooie zaken, dan koos hij de mooie, wat veelal neerkwam ook op de duurste.’3 Omeletje De directie en commissarissen van het Handelsblad waren bereid de beurs te trekken voor het prestigieuze ont werp van Cuypers. Ook in de rest van de twintigste eeuw zou het geld bij het Handelsblad makkelijker rollen dan bij de geestverwanten uit Rotterdam. De leiding van het Handelsblad behoorde tot de Amsterdamse elite en hield zich veelvuldig op in de Groote Club, die op steenworpafstand van het Handelsblad gebouw gelegen was aan de Paleisstraat. Hier — en in de net wat minder chique Industrieele Club, drie hoeken verder op de Dam in het gebouw Industria — lunchte en dineerde men vaak, terwijl de directie in Rotterdam, die er altijd op uit was de kosten te drukken, liever een boterham at in de bedrijfskantine. Die
15
16
bedrijfskantine kostte het Rotterdamse krantenbedrijf trouwens ook veel min der geld: het Handelsblad besteedde er in 1964 maar liefst 63.000 gulden aan, terwijl de nrc, die meer personeel had, er slechts 11.000 gulden aan uitgaf. De latere hoofdredacteur van nrc Han
delsblad André Spoor herinnert zich van zijn kennismakingslunch in het Parkhotel met de Rotterdamse directeur Willem Pluygers diens voorstel om het op een omeletje te houden, ‘dan loopt het niet zo in de papieren’.
Vrijheid Eduard Cuypers werd in 1859 in Roermond geboren en kwam uit een roomskatholiek milieu. De katholieke afkomst van Cuypers stond de opdracht
voor het Handelsbladgebouw niet in de weg, ook al waren de leiding en lezers van het Handelsblad overwegend liberaal en protestant. Dat typeerde het
Handelsblad ten opzichte van andere kranten met een politieke of godsdien stige richting. Het was bijvoorbeeld ondenkbaar dat het bolwerk van De Tijd, een krant voor de gegoede rooms katholieke burgerij, niet ontworpen zou zijn door iemand uit de eigen katho lieke kring. De keuze voor een architect louter op basis van de kwaliteit van zijn werk en onafhankelijk van zijn afkomst weerspiegelt de aparte positie die de liberale kranten innamen binnen de richtingskranten. De kranten van liberale richting stam den uit de eerste helft van de negen tiende eeuw, toen de vrijheid van meningsuiting en de openbaarheid van bestuur nog op de autocratische koning bevochten moesten worden. De meeste andere richtingskranten werden pas aan het eind van de negentiende eeuw opgericht, toen het liberalisme de weg geëffend had voor de emancipatie van achtergestelde groepen: katholieken, de gereformeerde ‘kleine luyden’ en de arbeiders. In dezelfde periode dat de voormannen van deze groepen de kran ten oprichtten waarmee zij hun achter ban mobiliseerden, richtten zij ook de bijbehorende politieke partijen op. Tussen deze kranten en partijen beston den institutionele banden. Het Volk was eigendom van de SociaalDemocratische Arbeiderspartij en de socialistische vakcentrale; de hoofdredacteur werd benoemd door het partijcongres. Bij De Standaard was hoofdredacteur Kuyper tevens eigenaar van de krant en partij f Redactie Algemeen Handelsblad, 1925.
leider van de AntiRevolutionaire Partij. Ook Colijn na hem combineerde de functie van hoofdredacteur met die van partijleider. De katholieke kranten waren niet aan de partij maar aan de kerk gebonden. De bisschop stelde een censor aan, die waakte over de roomse eenheid. Bij het Algemeen Handelsblad en de nrc waren de banden met de liberale partij veel minder direct. Om te begin nen zat er ongeveer een halve eeuw tussen de oprichting van de kranten en die van de eerste liberale partij in 1885, die nog niet eens een partij was maar een unie van kiesverenigingen. Verschil lende liberale facties bleven buiten deze Liberale Unie. Aan de linkerzijde waren er de zogenaamde radicalen, die in 1892 de Radicale Bond stichtten. Deze ging in 1901 op in de VrijzinnigDemocratische Bond. De nrc en het Handelsblad had den beide met deze radicale vorm van liberalisme weinig op. Zij vertolkten eerder het meer behoudende libera lisme van de Liberale Staatspartij ‘De Vrijheidsbond’. Deze partij werd in 1921 opgericht en ging in 1946 op in de Partij van de Vrijheid, die in 1948 weer opging in de Volkspartij voor Vrijheid en Demo cratie (vvd). Maar met geen van deze opeenvolgende partijen onderhielden de twee kranten een formele band. Het ontbreken van formele banden was een logisch gevolg van de functie die de liberale pers van oudsher had. Zij was voortgekomen uit de strijd voor pers vrijheid, voor het recht op de openbaar
17
18
heid van bestuur en de vrijheid van informatie. De onafhankelijkheid van de pers behoorde tot de essentie van het liberale gedachtengoed. Onafhankelijkheid wilde niet zeg gen dat er bij de liberale kranten geen verbondenheid gevoeld werd met liberale politici of dat er geen contacten waren tussen liberale politici en liberale journalisten. Sommige journalisten namen zelf deel aan de politiek. J.J. van Bolhuis bijvoorbeeld was parlementair redacteur van de nrc in de jaren dertig en tegelijkertijd hoofdredacteur van het orgaan van de Vrijheidsbond. Maar het wezenlijke verschil met de andere richtingskranten was dat de contacten
vrijblijvend waren. Liberale journalis ten konden — als ze dat wilden — de woorden van geestverwante politici naast zich neerleggen, want er was geen machtsrelatie, niet via instituties, noch via eigendom. Liberale politici had den geen sanctiemogelijkheden — ze konden alleen klagen, klagen dat de geestverwante pers te kritisch was, en dat deden ze dan ook veelvuldig. Zo vond de fractievoorzitter van de vvd in de Eerste Kamer, H. van Riel, dat de liberale kranten ‘de Partij’ ‘op onaccep tabele wijze’ bekritiseerden. Wilde het Nederlands liberalisme voortbestaan, dan moest ‘er een dagblad komen, dat constructieve critiek levert’, een krant
opkopen was de beste oplossing.4 Ook de commissie die zich van het hoofd bestuur van de vvd in 1948 over het persbeleid moest buigen, pleitte voor de oprichting van een eigen orgaan. De commissie stelde vast dat dit niet nodig zou zijn ‘als niet de pers, welke men gewoonlijk, doch ten onrechte als vvdgezind aanduidt, bij tijden onze Partij volkomen afviel en tot publicaties overging, welke men zelfs met “gevaar lijk” voor het aanzien van de Partij kan betitelen.’5 Hoe vaak het ook voorgesteld werd, het kwam nooit tot oprichting van een eigen dagblad. Men realiseerde zich daarvoor te goed dat de steun van een afhankelijk orgaan minder waard was. Bovendien kon de liberale partij op het moment van de waarheid wel op de liberale pers rekenen. Net als de andere richtingskranten gaven de liberale kranten aan de vooravond van de verkiezingen een stemadvies — en zowel de nrc als het Handelsblad adviseerde de lezer steevast om op de liberale partij te stemmen. Eén geval uitgezonderd: bij de verkiezingen van 1922 prees de parlementaire redacteur van het Handelsblad, C.K. Elout, naast de Vrijheidsbond ook de Christelijk Historische Unie aan. Dat Elout zich deze vrijheid kon permitteren, tekent opnieuw de aparte positie die de liberale kranten binnen de richtings kranten innamen. Op het gemor onder de Vrijheidsbonders naar aanleiding van deze aberratie reageerde Elout in f Telex-kamer NRC, Witte de Withstraat, 1933.
het Handelsblad dat zijn krant door geen enkele partij gerekend wenste te worden tot ‘onze eigen pers’.6 Ongenaakbaar Gezien de vrijheid die de twee kranten genoten in relatie tot de liberale partij hing het af van de redactie welke poli tieke koers de krant voer. Bij zowel het Handelsblad als de nrc fluctueerde de koers van de krant met de hoofdredac teur. Onder leiding van dr. I.A. Lam ping en dr J. Zaaijer was de nrc aan het einde van de negentiende eeuw te ken schetsen als een conservatiefliberale krant. In de twintigste eeuw was over het algemeen juist het Handelsblad conservatiever dan de nrc. Bij de nrc werd in de twintigste eeuw de toon gezet door het lange hoofdredacteur schap van mr. G.G. van der Hoeven tus sen 1910 en 1936. Plemp van Duiveland noemde hem in zijn eerder genoemde overzicht van de Nederlandse journa listiek uit 1924 ‘het type van den onge naakbaren hoofdredacteur’.7 Van der Hoeven hield zich met opzet afzijdig van het publieke leven buiten de krant en weigerde zitting te nemen in comi tés of besturen. Bij zijn redacteuren moedigde hij ook een dergelijke afstan delijke houding aan omwille van een onafhankelijke en objectieve berichtge ving. De latere hoofdredacteur mr. M. Rooij bewaarde eenzelfde afstand tot de politiek. Rooij vermeed in zijn eerste hoofdartikel na de Tweede Wereldoor log expres het woord liberaal, omdat
19
20
hij deze term te zeer gelieerd achtte aan het conservatisme van de vooroorlogse Liberale Staatspartij. Hij noemde de nrc ‘een vrijzinnig dagblad, dat even wel zijn onafhankelijkheid tegenover welke partij ook zal bewaren’.8 Vlak daarop bewees de nrc in de Indonesi sche kwestie dat dit geen loze woorden waren. De stellingname van de nrc in dit slepende conflict week af van het standpunt van de Partij van de Vrijheid. Het kostte de krant honderden abon nees en leverde haar de bijnaam ‘De Rooie Rotterdammer’ op.9 Eén van de abonnees die het abonnement opzeg den vanwege de Indonesische kwestie was de commissaris en latere president commissaris van de nrc Jhr. P.R. Feith. Ook lezers en commissarissen van het Handelsblad vonden dat hun krant te veel meeging met het kabinetsbeleid inzake de Indonesische kwestie. Drie commissarissen verweten de hoofd redacteur D.J. von Balluseck ‘een al te verzoenende geest’ in dezen.10 Met zijn opvolger mr. H.M. Planten waren zij meer ingenomen. Het Handelsblad was in de jaren vijftig onder leiding van Planten te typeren als een vvdkrant. Tijdens redactiever gaderingen was de vvd vaak een apart agendapunt: men besprak wat voor par tijbijeenkomsten op stapel stonden en waaraan de krant aandacht zou beste den. Ook werd er jaarlijks een apart vvdnummer van het Handelsblad uitgegeven. De parlementaire redacteur van het Handelsblad in deze jaren was
A.W. Abspoel. Hij was tevens hoofd redacteur van het vvdorgaan Vrijheid & Democratie en zoals de opvolger van Planten, mr. C.A. Steketee, zei: ‘Hij schreef nooit iets onaardigs over de vvd.’ Drie mensen die per oktober 1961 voor hun abonnement bedankten, motiveerden hun opzegging met een verwijzing naar het gemis aan objectivi teit in de Kamerverslagen.11 De nrc moest zich in 1952 juist verwe ren tegen kritiek van een abonnee dat zij ‘in de richting van de P.v.d.A. zou gaan’. Het antwoord dat onder verant woordelijkheid van hoofdredacteur Rooij geschreven werd aan deze boze lezer luidde: ‘De nrc stelt zich (...) niet tot doel spreektrompet te zijn van eigen politieke opvatting. Haar redactie streeft naar betrouwbare voorlichting en de grootst mogelijke mate van objec tiviteit.’12 Geesteshouding Bij het 125jarige jubileum van de nrc in 1969 schreef hoofdredacteur Stempels dat zijn krant door haar onafhankelijke opstelling ook door veel ‘politiek anders gerichte mensen’ gelezen werd. Liberaal duidde in het geval van de nrc volgens hem meer op een geesteshouding dan op een partij politieke richting.13 Lezersonderzoek uit diezelfde periode bevestigde dat beeld. Er kwam uit naar voren dat de nrc een politiek gezien pluriforme lezersgroep had: 36 procent stemde vvd, 21 procent stemde PvdA, 11 procent
f Verkiezingsuitslagen op gevel Algemeen Handelsblad, 1948.
21
22
stemde chu, 6 procent arp en 1 procent kvp. Bij de lezers van het Handelsblad was de politieke voorkeur eenduidi ger: 51 procent stemde vvd, 8 procent PvdA, 7 procent chu, 6 procent arp en 2 procent kvp.14 In 1964 had het eigen bedrijf onderzoek gedaan in het abon neebestand naar abonnementen van Kamerleden. Hieruit bleek dat van de leden der StatenGeneraal 43 procent thuis een abonnement had op de nrc en 15,5 procent op het Handelsblad. Maar de Kamerleden voor de vvd waren thuis juist vaker geabonneerd op het Handelsblad: van de leden van de Tweede Kamer voor de vvd waren acht thuis geabonneerd op het Handels
blad, tegenover vijf op de nrc. Van alle andere partijen tezamen waren 80 leden van de StatenGeneraal thuis geabon neerd op de nrc, tegenover 22 op het Handelsblad. Het grootste verschil zat aan linkerzijde: maar liefst 24 Tweede Kamerleden voor de PvdA en vier voor de psp waren thuis op de nrc geabon neerd, tegenover slechts drie Tweede Kamerleden voor de PvdA en één voor de psp op het Handelsblad.15 Kortom, midden jaren zestig was het Handelsblad nog als een vvdkrant te typeren. Maar in het tweede deel van de jaren zestig werd de redactie van het Handelsblad meegezogen in de culturele revolutie, die de nrc nage
noeg onaangedaan liet. Het resultaat was dat de politieke koersen van de twee kranten elkaar aan het eind van de jaren zestig kruisten. Abonnees van het Handelsblad stelden vol afschuw vast dat hun lijfblad ‘rode’ ideeën overnam.16 De linksliberale partij D66 kreeg in het
Handelsblad bijvoorbeeld veel posi tieve aandacht. Bij de nrc daarentegen reageerde men terughoudend en met dedain op deze jonge partij en haar ideeën voor staatsrechtelijke vernieu wing.
De gevels en het karakter van de krant Tussen de bouw van beide dagblad paleizen ligt een periode van dertig jaar: drie decennia waarin Nederland zich ontwikkelde tot een industriële natie. Tegen de tijd dat Cuypers voor het Han delsblad aan de slag ging op de Nieu wezijds Voorburgwal was een nieuw tijdperk aangebroken. Architecten zoals hij keken met optimisme de twintig ste eeuw in. Zij verwierpen beproefde oplossingen en zochten naar nieuwe wegen. Zij braken met de gangbare, historiserende bouwstijlen. De architec ten van het nrcgebouw, J.C. Belling wout en J.M. van Binsbergen, grepen daarentegen in hun werk nog terug op de geschiedenis. In het gebouw dat zij voor de nrc ontwierpen, zijn duidelijk classicistische elementen aan te wijzen: de symmetrische opzet van de gevel, de verticale banden en hoekblokken van natuursteen en de brede daklijst. Het was naar de toenmalige maatstaven indrukwekkend van formaat, maar het was vooral een functioneel gebouw. f Zetterij Algemeen Handelsblad, na 1903.
Voor zover het de nrc veel geld gekost had, lag dat aan de moderne faciliteiten waarover het beschikte. De artistieke dimensie die Cuypers dertig jaar later aan het gebouw van het Handelsblad zou geven, ontbrak in Rotterdam. Niet voor niets is het Handelsbladgebouw geclassificeerd als rijksmonument.17 Het gebouw van de nrc heeft pas heel recent de status van een gemeentelijk monument gekregen, terwijl die status met een negentiendeeeuws gebouw in de gebombardeerde stad al gauw verdiend is. Dat de status in maart 2010 alsnog verkregen is, heeft alles te maken met het belang van de Witte de Withstraat voor Rotterdam als her nieuwd cultureel centrum. Het nrc gebouw fungeert in deze straat als ‘een essentieel en beeldbepalend onderdeel in de straatwand’, aldus de ambtelijke nota waarin het gebouw als monu ment werd voorgedragen. Het gebouw ging — en gaat nog steeds — op in het eclecticistische beeld van de Witte de
23
Withstraat, terwijl het gebouw van het Handelsblad juist in het oog sprong — en dat nog steeds doet — aan de Nieuwe zijds Voorburgwal. 24
Lichtvoetig Wanneer we de gevels van de twee dagbladpaleizen vergelijken, dan valt de symmetrie van de gevel van de nrc aan de Witte de Withstraat op tegenover de asymmetrische gevel van het Han delsblad. Het nrcgebouw was rechttoe rechtaan. Afgezien van de natuurstenen elementen was het geheel van baksteen gemaakt. Een sober en een enigszins saai gebouw. Dat van het Handelsblad daarentegen was speels met zijn rondin gen, verspringende dieptes, hoefijzer
bogen, twee balkons van verschillende grootte en een gebeeldhouwd reliëf in de top. De gevel, die geheel opgetrokken was in peperdure Franse kalksteen, had iets opzichtigs, iets mondains. Bedoeld of onbedoeld sloten deze kenmerken aan bij de verschillende karakters van de twee kranten. Want net als zijn gevel was het Handelsblad in vergelijking met de nrc werelds. En net als haar gevel was de nrc in vergelijking met het Handelsblad zakelijk en serieus. De eerste die een duidelijk lichtvoetig element bracht in de journalistiek van het Handelsblad was Charles Boisse vain. Van 1887 tot 1919, meer dan dertig jaar lang, schreef hij de rubriek ‘Van dag tot dag’. Persoonlijke en levendige
bespiegelingen die ongekend waren in de Nederlandse journalistiek. Afgezien van de harde toon waarop het politieke discours gevoerd werd, boden de Neder landse dagbladen toen nog droge kost. Het Handelsblad stond dan ook al vroeg bekend als ‘de “leesbare” Courant’ in ‘contrast met de Rotterdammer’, zoals de nrc ook wel genoemd werd.18 De nrc was juist de exponent van de droge, zakelijke wijze van berichtgeving, die bij andere kranten in de loop van de twintigste eeuw langzaam verdween. Emoties werden bij de nrc vermeden, foto’s tot in de jaren twintig uit de kolommen geweerd. Tot 1935 werd de nrc opgemaakt over vijf kolommen, wat een statisch uiterlijk opleverde in vergelijking met andere kranten. Het Handelsblad ging al in 1884 over op zes kolommen. Nieuwsfoto’s nam het Handelsblad al in 1905 op en een jaar later ook politieke tekeningen.19 Het Handelsblad had in vergelijking met de nrc ook meer verslaggevers, die actief speurden naar het kleine nieuws en meeslepende reportages schreven. In dit opzicht werd de krant echter in de loop van de twintigste eeuw voorbijgestreefd door De Telegraaf — en na de Tweede Wereldoorlog ook door Het Parool. De opmaak van de nrc mocht dan wel statisch en fantasieloos zijn, technisch gezien was de verzorging van de nrc goed in orde. Bij het Handelsblad was dat lang niet altijd het geval. In de jaren dertig stelde hoofdredacteur Von Ballu seck vast dat het uiterlijk van zijn krant f Zetterij NRC, Witte de Withstraat, 1933.
vanwege achterblijvende investeringen op technisch gebied minder mooi was dan dat van andere dagbladen.20 Na de Tweede Wereldoorlog werd de toestand waarin het technische bedrijf van het Handelsblad verkeerde steeds ongun stiger: de persen waren versleten en de zetterij had te veel werk. De matige afdrukkwaliteit en veelvuldig voorko mende zetfouten ontsierden in die jaren het uiterlijk van de krant. Offer aan de sensatiezucht De nrc was in vergelijking met het Handelsblad een meer intellectuele krant. De redactie besteedde veel aan dacht aan literatuur en wetenschap. Men kon bogen op de medewerking van grote namen als Hendrik Mars man, Johan Huizinga, Albert Helman en Simon Vestdijk. Aan de opleiding van de redacteuren werden bij de nrc ook hogere eisen gesteld dan bij andere kranten, zeker voor het vlaggeschip van de nrc, de parlementaire redactie. Jules van der Wielen hoopte in 1929 bij de nrc te kunnen treden in de voetsporen van zijn vader, die tot zijn vroege over lijden in 1914 het Kamerverslag voor de nrc had gemaakt. Maar Jules had geen gymnasium gedaan, noch gestudeerd en werd dus te licht bevonden voor de parlementaire redactie van de nrc. Bij het Handelsblad was hij wel welkom.21 Met enige spijt stelde de voorzitter van de Raad van Commissarissen van het Handelsblad, mr. Chr. P. van Eeghen, in de vergadering van 1 december 1955
25
26
vast ‘dat in kringen van gestudeerden dikwijls de voorkeur wordt gegeven aan de nrc met het oog op de rubrieken wetenschap en literatuur’. Hoofdredac teur Planten zette daarop uiteen ‘dat het Algemeen Handelsblad een andere politiek voert dan de nrc. Ons streven is in de eerste plaats om een algemeen dagblad te zijn. Wij kunnen ons daarom niet, gelijk de nrc, specialiseren in bepaalde rubrieken, waardoor de andere berichtgeving in het gedrang zou komen.’ Het Handelsblad wilde voor een grotere lezerskring aantrekkelijk zijn en bood daartoe in vergelijking met de nrc meer amusement, meer sensa tioneel nieuws en lokte de lezer met koppen die bij de nrc afschuw wekten. Oudhoofdredacteur van de nrc Rooij, die als externe gast in 1962 zijn mening mocht spuien over het Handelsblad, noemde de grote koppen ‘een offer aan de sensatiezucht’.22 Bij de nrc had men evenwel mak kelijk praten. Het concern had in 1931 het populaire Dagblad van Rotterdam gekocht, dat na de oorlog voortgezet werd als het Algemeen Dagblad. Zo bestreek het concern van de nrc ook de lagere regionen van de dagbladmarkt en kon de krant nrc het zich dus permit teren elitair te zijn. De oplage van de nrc bleef dan ook vanaf de jaren dertig substantieel achter bij die van het Han delsblad. Midden jaren dertig had het Handelsblad een oplage van 50.000 en de nrc een oplage van 35.000.
Vanaf de jaren dertig was het redactio nele beleid van het Handelsblad erop gericht een algemeen dagblad te zijn. Onder hoofdredacteur Planten leidde dat in de jaren vijftig tot een zekere onbenulligheid. Op de jaarlijkse redac tievergadering in het American Hotel in 1954 spoorde hij de redactie als volgt aan: ‘Wij moeten meer aandacht schenken aan het “gezellige” nieuws en hebben daarvoor veel reportage nodig. Aan komst van filmsterren bijvoorbeeld. De redactie moet niet te huiverig zijn om “een sappige moord” op te dissen en niet bang zijn, dat de tegenwoor dige lezer te gauw gechoqueerd zal raken. Bij de behandeling van een rechtszaak is het noodzakelijk een levendig stukje dialoog in te lassen. Aan datgene waar het publiek over praat (bijvoorbeeld vliegende scho tels) behoort de redactie alle aandacht te schenken. Er zal misschien een ver vlakking zijn, maar het Handelsblad behoort niet bij zijn tijd ten achter te blijven, doch deze te weerspiegelen zonder morele schade te veroor zaken.’23 De filmsterren voor wie Planten aan dacht wilde, kregen die van filmre dacteur Jan Blokker. Hij ging jaarlijks naar het filmfestival in Cannes. In 1956 mocht hij ook naar Monaco om het huwelijk van Grace Kelly met prins Rainier voor het Handelsblad te
f Het huizenblok van het Algemeen Handelsblad, 1963.
27
28
verslaan. Twee van zijn stukken over het huwelijk haalden de voorpagina. Blokker kon dus tevreden zijn. Toen hij op een terrasje zat uit te rusten, zag hij een nrc liggen, die door een Neder landse toerist was achtergelaten. Gretig keek hij de krant in, op zoek naar het nieuws dat hem zo intens had bezig gehouden. Maar pas op pagina 8 vond hij een eenregelig berichtje: ‘In Monaco is gisteren het huwelijk voltrokken tussen prins Rainier iii van Monaco en de voormalige filmster G. Kelly.’24 Bij de nrc werd alles tot de droge essentie teruggebracht.
Was het Handelsblad vergeleken met de nrc frivool en sensationeel, uit onder zoek van het nipo in 1956 en in 1961 bleek dat lezers de krant juist degelijk en betrouwbaar vonden. Met name vrouwen vonden het Handelsblad saai. ‘Deze krant doet zijn best en wringt zich in allerlei bochten om de nieuwtjes net niet te geven,’ was de observatie van een dame uit AmsterdamZuid. En een andere lezeres uit dit stadsdeel ver woordde treffend dat het Handelsblad meer diende tot lering dan vermaak: ‘Ik slik iedere avond mijn Handelsblad medicijn.’ De lezeressen vonden het Handelsblad saai in vergelijking met
De Telegraaf. Het Handelsblad zat inge klemd tussen de populairconservatieve Telegraaf en de elitairvooruitstrevende nrc. Hoofdredacteur Von Balluseck drukte het in een memorandum uit 1936 zo positief mogelijk uit: ‘In het algemeen proberen wij wat de samenstelling (niet de richting) van de courant betreft, de volledigheid van de N.R.Ct. te paren aan den aantrek kelijken vorm en gevariëerdheid en in bepaalde rubrieken ook aan de luchtigheid van de Telegraaf.’25 Maar in de praktijk was het beleid dat hij voorstelde een onmogelijke spa gaat: ging men meer op de intellectuele toer, dan verloor men abonnees aan De Telegraaf, en gooide men het over een sensationele boeg, dan verloor men lezers aan de nrc. Een analyse van de motieven van driehonderd mensen die per 1 oktober 1961 hun abonnement opzegden, illustreert dit dilemma. Zij vielen in hoofdzaak uiteen in twee cate gorieën: de progressieven gingen over naar de nrc en de conservatieven naar De Telegraaf. Motiveringen binnen de categorie die overstapte op De Telegraaf waren: ‘De Telegraaf leest gezelliger; u bent te saai en rechtschapen, te weinig boeiend, mijn vrouw mist gezellige opmaak en dito foto’s.’ Deze groep vond het Handelsblad moeilijk leesbaar en droog en de artikelen in het bijvoegsel vaak erg hoogdravend. De motivering van de groep die overstapte naar de f Loketten Algemeen Handelsblad, circa 1978.
nrc was precies omgekeerd: ‘onrustige opmaak en sensationele berichtgeving rieken te veel naar De Telegraaf; te veel aangenaam opgediende artikelen blij ken onbenullig te zijn.’ De voorkeur van deze groep voor de nrc was gebaseerd op de ‘uitvoerigheid’ van de berichtge ving, op de ‘goede literaire overzichten en kunstkritieken’ en op de artikelen van J.L. Heldring.26 Bij het Handelsblad vergeleek men de eigen krant met concurrerende Amsterdamse bladen als De Telegraaf en Het Parool. Men wist zich deel van de Amsterdamse dagbladwereld. Daarnaast voelde men een rivalise rende verbondenheid met het andere grote liberale dagblad, de nrc. Bij de nrc daarentegen vergeleek men zich zelden met andere kranten. Archi tectonisch gezien mocht de nrc dan opgaan in het straatbeeld van de Witte de With, journalistiek gezien stond zij op zichzelf. Zij maakte minder deel uit van de gemeenschap van Rotterdamse kranten, die alle zeven aan of rond de Witte de Withstraat gevestigd waren, dan het Handelsblad deel uitmaakte van de Amsterdamse dagbladwereld. In bepaalde opzichten was de eveneens Rotterdamse krant De Maasbode een betere krant. De redactie zat er bovenop het nieuws — men sprak van ‘de raas bode’ — en de financiële rubriek was beter, gaven de opeenvolgende nrc directeuren Nijgh en Pluygers zelf toe.27 Maar aangezien het om een katholieke
29
30
krant ging, vormde de Maasbode voor de nrc geen bedreiging. De nrc neigde ertoe zichzelf als de maat der dingen te zien. Terwijl de leiding van het Handelsblad haar krant altijd tot een meervoud van vooraanstaande kranten rekende, afficheerde men zich bij de nrc als ‘de hoogeschool van de jour nalistiek’.28 ‘Voornaamste dagblad van Nederland,’ luidde de reclameleus in de jaren vijftig. Stedenmaagd In de geveltop van het Handelsblad stond een reliëf. Net als op het fronton aan de achterkant van het zeventiende eeuwse wereldwonder van Jacob van Campen, het Stadhuis schuin aan de overkant van de straat, was hier de stedenmaagd in steen gebeiteld. Deze maagd, het zinnebeeld van de stad Amsterdam, was op het reliëf afgebeeld in een schip, dat verwees naar de handel en scheepvaart. Op haar vaandel, op de vlag aan de achtersteven en op de wimpel aan de mast stonden de drie Andreaskruisen uit het wapen van Amsterdam. Op het gebouw van de nrc ontbraken zulke nadrukkelijke verwij zingen naar de eigen stad. Rotterdam drukte een minder groot stempel op de nrc dan Amsterdam op het Handels blad. Omdat Rotterdam de hoofdstede lijke allure miste, was het voor de nrc eenvoudiger om een landelijk dagblad te zijn. Bij het Handelsblad worstelde men met de vraag of de eigen krant in de eerste plaats een landelijke dan f Drukkerij Nieuwe Rotterdamsche Courant, 1933.
wel een Amsterdamse krant was. Toen Steketee hoofdredacteur werd in 1958, legde hij deze vraag voor aan degenen die zich met abonneewerving bezighiel den. Slechts vier van zeven gaven het volgens de hoofdredacteur juiste ant woord: het Handelsblad was in de eerste plaats een landelijke krant.29 Maar ook de geschiedenis zou het verkeerde antwoord geven: in de krantencollectie van de Koninklijke Bibliotheek is het Handelsblad ingedeeld bij de dagbladen uit NoordHolland, terwijl de nrc bij de landelijke kranten staat, als voorlo per van nrc Handelsblad. Elitekranten Beide dagbladpaleizen hadden impo sante entrees. Bij de nrc voerden vier traptreden in het midden van de gevel naar een hoge, met smeedwerk ver sierde deur. Deze gaf toegang tot een hal waarvan de wanden met marmer bekleed waren. Bij het Handelsblad was de ingang in de rechterhoek van de gevel: een sierlijke holte in hoefij zervorm waaronder een trap naar de voordeur leidde. Het waren passende entrees voor kranten die bestierd en gelezen werden door voorname men sen. De directeuren, hoofdredacteuren en commissarissen van het Handelsblad waren afkomstig uit Amsterdamse regentengeslachten, zoals de families Boissevain, Kalff, Van Eeghen en Six van Hillegom. De familie Nijgh, die drie generaties directeuren voor de nrc leverde, behoorde tot de elite in Rotter
31
32
dam. Van der Hoeven, die drie decennia hoofdredacteur was, kwam zoals dat heette uit een heel ‘nette’ familie en werd door een collegajournalist van het socialistische dagblad Het Volk beschre ven als ‘echte Leidse kak’.30 Hoewel A.J. Boskamp, de onderdirecteur van het Handelsblad, volgens directeur A. Heldring ‘veelzijdig bekwaam’ was, kwam hij niet in aanmerking om direc teur of hoofdredacteur te worden. Hij was katholiek en miste, aldus Heldring, ‘de sociale standing’ om de krant naar buiten toe te vertegenwoordigen.31 De elite was in Nederland boven de grote rivieren van oudsher protestant. Aan het abonneebestand van de twee kran ten was dat in 1965 nog goed te zien:
47 procent van de abonnees van de nrc was protestant en 43 procent van die van het Handelsblad. Slechts acht, respec tievelijk 6 procent van de abonnees was katholiek.32 De lezers van de twee kranten behoor den tot de meest koopkrachtige en de meest ontwikkelde groep Nederlanders. Meer dan 70 procent van de abonnees van de nrc had een gymnasium of hbsdiploma en 40 procent had een academische graad. Bij het Handels blad had 65 procent van de abonnees de hoogste vorm van middelbaar onder wijs genoten en had 20 procent een universitaire opleiding. De beroepen van de abonnees sloten hierbij aan: ruim de helft was ondernemer, had een
leidinggevende functie of oefende een vrij beroep uit. De rest behoorde tot het zogenaamde witteboordenpersoneel, slechts 1 procent van de abonnees ver diende zijn inkomen met zijn handen.33 Ook aan de prijs van de kranten was de welstand van de abonnees te zien. Zowel de nrc als het Handelsblad was aanzienlijk duurder dan andere kran ten. Zo was het Handelsblad in 1961 een derde duurder dan De Telegraaf en Het Parool en bovendien nog dunner ook. De prijzen van de nrc en het Handels blad ontliepen elkaar niet. Beide kranten hadden een landelijke verspreiding, maar zowel de nrc als het Handelsblad telde relatief veel abon nees in de eigen stad en omgeving. Het Handelsblad was verder sterk vertegen woordigd in Haarlem en omstreken en het Gooi; de nrc in ZuidHolland.34 Grofweg gezegd was het Handelsblad groter in het Noorden en de nrc groter in het Zuiden. Hoewel er dus duidelijk sprake was van een geografische binding, neigden
sommige Amsterdamse intellectuelen toch naar de nrc. Bij de vooraanstaande Amsterdamse familie Heldring las men het Handelsblad. Ook in het ouder lijk huis van J.L. Heldring, de latere buitenlandredacteur en hoofdredac teur van de nrc. Maar zijn vader, de bekende zakenman Ernst Heldring, die een broer was van de directeur van het Handelsblad, vond dat de nrc de beste krant was. In zijn tweede studie jaar in Leiden bedankte J.L. Heldring voor het Handelsblad en abonneerde zich op de nrc. Dat was precies in het jaar dat de gevluchte Duitse perswe tenschapper Kurt Baschwitz schreef dat de buitenlandse berichtgeving van de nrc door weinig kranten ter wereld werd geëvenaard.35 Ook André Spoor, die eerst buitenlandredacteur van de nrc en later hoofdredacteur van nrc Handelsblad zou worden, was van huis uit gewend het Handelsblad te lezen, maar schakelde in zijn studententijd over op de nrc, omdat deze nog meer internationaal georiënteerd was dan het Handelsblad.
Naar binnen Achter de voordeur aan de Witte de Withstraat leidde een brede hardstenen trap naar een voorhal, waar een witmar meren plaat hing met daarop in gulden letters de namen van de leidende figu f Distributie NRC, transport per trein, 1933.
ren van de nrc die aanwezig geweest waren bij de eerstesteenlegging in 1874. Men was nu op de beletage en kon met de trap omhoog naar de verdieping van de redactie. Daar had iedere redacteur,
33
34
of ieder stel redacteuren, een eigen kamer aan de gang, waarvan aan het eind in de hoek met de Eendrachtsstraat de kamer van de hoofdredacteur was. Tegenover die kamer was aan de zijde van de Eendrachtsstraat nog een gang met acht kamers voor redacteuren. Bleef men beneden op de beletage, dan had men aan zijn rechterhand de verga derzaal der commissarissen, waar alles ‘kalme deftigheid’ ademde.36 Naast de
boven lag de zetterij, een lichte zaal met een rij van acht ramen en daklichten. Wanneer de zetters alle kopij in loden regels hadden opgemaakt, liet men hier de vorm met het zetsel in een houten bak zakken naar de drukkerij — van daar de uitdrukking, die journalisten nog steeds gebruiken, dat de krant is ‘gezakt’ als de deadline voorbij is en er niets meer aan de krant veranderd kan worden.
kamer van de commissarissen lag in de hoek van de Witte de Withstraat met de Boomgaardsstraat de kamer van de directeur. Tegenover deze kamer, dus aan de zijde van de Boomgaardsstraat, was in de begintijd de drukkerij. Daar
Borstbeeld Ging men bij het Handelsblad door de voordeur naar binnen, dan kwam men in een gang met twee trappen, die uitkwam op een vestibule. Daar was een
draaideur, die toegang gaf tot de cen trale hal van de beletage, waaraan de loketten lagen. Hier kwamen bezoekers een advertentie of familiebericht opge ven, abonnees hun abonnement betalen of een adreswijziging doorgeven en redacteuren een voorschot opnemen om in het aangrenzende café Scheltema te verbrassen. Liet men de loketten links liggen, dan kwam men in het monu mentale trappenhuis. De granieten treden voerden naar de redactie op de eerste en tweede verdieping en naar de zetterij op zolder. Op het bordes tus sen de twee trappen die naar de eerste etage leidden, stond het borstbeeld van Charles Boissevain, de man die bijna een halve eeuw als redacteur, hoofdredac teur en directeur aan het Handelsblad verbonden was geweest. De geschie denis was tastbaar aanwezig in het gebouw van het Handelsblad, want ook van andere directeuren en hoofdredac teuren hingen geschilderde portretten in het trappenhuis. In het adminis tratielokaal hing het portret van de oprichter van de krant, Jacob Willem van den Biesen. Zijn eerste jaargang was, in leer gebonden, tentoongesteld in een glazen vitrine. Op het bordes in het trappenhuis passeerde men ook de in een ronding gelegen glasinlood ramen, die Harm Kamerlingh Onnes ontworpen had ter ere van het honderd jarige bestaan in 1928. In prachtig diepe kleuren waren hier alle fasen in het pro ductieproces van de krant verbeeld. Het was typerend dat men bij het jubileum f Uitzicht NRC Handelsblad op cafe De Schouw, 1973.
zoveel geld aan kunst uitgegeven had. Wat dat betreft stond het Handelsblad in een heel andere traditie dan de nrc, waar men de middelen liever in het machinepark stak. 35
Twee portiers Bovenaan de trap op de eerste verdie ping trof men bij het Handelsblad de loge van de tweede portier. Hij was de deurbewaarder van de kamer van de directeur en van die van de hoofdre dacteur. Toen nrcdirecteur Pluygers voor het eerst bij zijn collega van het Handelsblad op bezoek was geweest, riep hij bij thuiskomst in Rotterdam uit: ‘Die lui hebben twee portiers!’ Dat vonden ze bij de nrc natuurlijk zonde van de centen. De kamers van de direc teur en de hoofdredacteur lagen bij het Handelsblad naast elkaar in de ron ding van de hal. Bij de nrc lagen de kamers van de directeur en de hoofd redacteur in tegenovergestelde hoeken van de gevel: stond men voor het gebouw van de nrc dan was de kamer van de hoofdredacteur linksboven, ter wijl die van de directeur rechtsonder was. De directeur van de nrc moest de trap op naar een andere verdieping en daar de redactiegang helemaal aflopen, wanneer hij de hoofdredacteur wilde opzoeken, terwijl de directeur van het Handelsblad zo bij de hoofdredacteur binnen kon lopen. De fysieke afstand tussen de directie en de hoofdredactie bij de nrc en het gebrek daaraan bij het Handelsblad
36
weerspiegelden de verhoudingen binnen de bedrijven. Bij de nrc was de redactionele onafhankelijkheid statutair gewaarborgd. De hoofdredac tie besliste over de inhoud van het blad en had de leiding over de redactie. De directie ging over technische en finan ciële zaken. Deze formele scheiding van bevoegdheden was uniek in de dagbladwereld. Ook het Handelsblad kende deze scheiding niet. De func ties van directeur en hoofdredacteur werden daar gedurende lange periodes uitgeoefend door dezelfde personen. Charles Boissevain voerde vanaf 1885 gezamenlijk met A. Polak de hoofd redactie en werd daarbij in 1896 tevens directeur. Hij liet zich vanaf 1910 in deze functie waarnemen door zijn zoon Alfred Boissevain, met wie hij vanaf 1908 ook de hoofdredactie deelde en die hem in 1916 officieel opvolgde als directeur. Boissevain senior nam toen zitting in de Raad van Commissarissen. In 1922 overleed Alfred Boissevain op 51jarige leeftijd en werd ir. A. Heldring directeur en tegelijkertijd plaatsvervan gend hoofdredacteur. Heldring werd na zijn dood in 1938 opgevolgd door mr. H.M. Planten, die in 1950 hoofdre dacteur werd en deze functie drie jaar lang combineerde met het directeur schap, totdat Steketee hem opvolgde als directeur in 1953. Op zijn beurt schoof Steketee door naar de positie van hoofdredacteur, toen Planten in 1958 afscheid nam van het Handelsblad.
f Algemeen Handelsblad, 1976.
Wijsneus De statutaire onafhankelijkheid van de hoofdredactie van de nrc dateerde uit 1907, toen de vennootschap onder firma die de nrc uitgaf ten bate van een kapitaalinjectie omgezet werd in een naamloze vennootschap. De verhou ding tussen hoofdredactie en directie kristalliseerde in de daaropvolgende drie decennia verder uit, toen H. Nijgh junior, kleinzoon van de oprichter van de krant, directeur was en mr. G.G. van der Hoeven hoofdredacteur. De jongste Nijgh was een krachtige persoonlijk heid, niet het type dat zich makkelijk liet inperken, maar hij kreeg geen enkele ruimte van Van der Hoeven, die zich goed bewust was van zijn statutaire positie. Van der Hoeven waarschuwde zijn redacteuren voor de directeur. Zo kreeg redacteur Johan Huijts vooraf gaand aan een van zijn eerste nachtdien sten van de hoofdredacteur te horen: ‘En als meneer Nijgh bij u komt, met dit of dat, u bent de baas, u maakt uit, wat er in de krant komt’.37 Ook de naoor logse directeur Pluygers was het type dat zich overal mee bemoeide, maar hij was grootgebracht in de nrctraditie en onthield zich van het redactionele beleid. Zoals André Spoor, die tijdens de hele periode van zijn hoofdredacteur schap met hem te maken had, zei: ‘De redactionele onafhankelijkheid was voor Pluygers een traditioneel gege ven.’38 Bij het Handelsblad leidde het ont breken van een duidelijke afbakening
37
38
van de bevoegdheden van directie en hoofdredactie in de jaren dertig tot problemen. Toen A. Heldring in 1922 door de Raad van Commissarissen aan gezocht werd directeur te worden, had hij meteen duidelijk gemaakt dat hij ‘als Directeur invloed op den toon van den Courant’ wenste.39 Die werd hem gegund: hij werd niet alleen als direc teur maar ook als plaatsvervangend hoofdredacteur benoemd naast hoofd redacteur mr. J. Kalff. Heldring liet zich journalistiek niet onbetuigd: niet alleen verschenen er hoofdartikelen van zijn hand in de krant, ook schreef hij stukjes onder pseudoniemen als Wijsneus, Yvis en Ego. In 1929 werd Kalff opgevolgd door D.J. von Balluseck, die zich tot
ergernis van Heldring meer onafhanke lijk opstelde. In maart 1936 kwam het tot een openlijk conflict tussen beide heren. Heldring ontsloeg de parlemen taire medewerker, dr. E. van Raalte, nadat deze in een brief aan Heldring had laten weten alleen verantwoording af te leggen aan de hoofdredacteur.40 Van Raalte verlegde zijn werkterrein naar de nrc. Tussen Heldring en Von Balluseck ging het ondertussen van kwaad tot erger. Heldring verweet Von Balluseck in mei 1936 een onnodig hate lijke toon ten opzichte van de nsb, die de krant veel opzeggingen had gekost.41 Dat najaar stond ook het journalistieke vakmanschap van Von Balluseck ter discussie: directeur en commissarissen
verweten Von Balluseck ‘een weinig onderhoudende wijze’ van schrijven.42 Ook redacteuren zou hij niet tot een pakkende stijl weten aan te zetten. In 1937 werd Von Balluseck gedegradeerd tot adviseur van de hoofdredactie. Of de kritiek op Von Balluseck louter op professionele gronden gegeven werd, is de vraag. Waarschijnlijk lag het conflict vooral in de persoonlijke sfeer. Want nadat Heldring in september 1938 gestorven was, werd Von Balluseck op voorstel van zijn opvolger, Planten, in ere hersteld als hoofdredacteur. In het verlengde van de scheiding tus sen de bedrijfsvoering en het redactio nele beleid bij de nrc bemoeiden ook de commissarissen van het bedrijf zich niet met redactionele zaken. Na een wijziging van de statuten in 1936 waren zij wel bevoegd de hoofdredactie advies te geven, maar van die bevoegdheid werd hoogst zelden gebruik gemaakt.43 Exemplarisch is de brief die de Raad van Commissarissen besloot uit te doen gaan naar mr. Joh. Havelaar. Deze bekende figuur uit het Rotterdamse zakenleven had de commissarissen kennelijk ter verantwoording geroepen inzake het standpunt van de nrc ten aanzien van de Indonesische kwestie. De commissarissen wilden in het ant woord aan Havelaar uiteengezet zien dat zij ‘onder alle omstandigheden wen sen vast te houden aan het principiële punt t.a.v. de onafhankelijkheid van de hoofdredactie ongeacht het feit of com f Telegrafie-afdeling NRC op het dak, 1933.
missarissen individueel op een bepaald punt een andere mening zouden zijn toegedaan.’44 Commissaris Feith zag als enige juiste manier om zijn mening kenbaar te maken het opzeggen van zijn abonnement. Ethische opdracht Zo terughoudend als de commissaris sen van de nrc waren op redactioneel terrein, zo zeer lieten de commissaris sen van het Handelsblad zich er juist gelden. In een periode van drieënhalf jaar tussen 1952 en 1956 bemoeiden zij zich bijvoorbeeld veertien keer met de inhoud van de krant. Meestal betrof het een klacht over iets dat in de krant had gestaan, een enkele keer over iets dat juist had ontbroken, zoals aandacht voor kandidaten van de vvd.45 Bij de toetreding tot de Raad in 1962 van de nieuwe commissaris Jhr. M.F. van Len nep zei voorzitter Van Eeghen in zijn welkomstwoord ‘dat het een bijzon dere voldoening schenkt in dit college naast een financieeleconomische taak, een min of meer ethische opdracht te mogen vervullen, welke hierin bestaat, dat het met directie en hoofdredactie de journalistieke opvattingen van het Algemeen Handelsblad helpt instand houden’.46 De scheiding tussen bedrijfsvoering en redactioneel beleid bij de nrc werd ook aangehouden ten aanzien van de aandeelhouders. De statuten bepaalden dat de inhoud en richting van de krant tijdens aandeelhoudersvergaderingen
39
40
niet besproken mochten worden. Bij aandeelhoudersvergaderingen van het Handelsblad gebeurde dit wel. De macht was bij het Handelsblad gecon centreerd bij een klein aantal preferente aandeelhouders. De bedoeling van deze oligarchische constructie was een vijan delijke overname te voorkomen. Bij de nrc wilde men juist geen grootaandeel
houders. Het aantal aandelen was statu tair beperkt tot zes per persoon. Want, zo schreef financieel directeur Baas in 1951: ‘Het is juist altijd de trots van de Nieuwe Rotterdamse Courant geweest, dat de redactie volkomen onafhankelijk van welke financiële invloed ook, haar houding kon bepalen.’47
De Tweede Wereldoorlog In het gebouw van het Handelsblad her innerde een bronzen plaquette naast de draaideur in de centrale hal aan mede
werkers die omgekomen waren tijdens de Tweede Wereldoorlog. Te betreuren vielen bijvoorbeeld de chef van de redac
tie buitenland, Philip Mechanicus, die op 12 oktober 1944 doodgeschoten werd in Auschwitz, en de journaliste Hélène van Meekren, die stierf in Sobibor op 16 juli 1943. In het eerste oorlogsjaar liet het Handelsblad onder leiding van Von Balluseck nog een eigen Neder lands geluid horen. Von Balluseck had geweigerd zijn krant in de steek te laten en een uitnodiging van de regering om mee te vluchten naar Engeland afgewe zen. Op 5 juli 1941 werd hij samen met onderdirecteur Boskamp gearresteerd, omdat zij onvoldoende meewerkten aan de gelijkschakeling van de krant. Landbouwredacteur S.S. Hoogterp, die lid van de nsb bleek te zijn, werd opgedrongen als hoofdredacteur. Onder zijn leiding verkocht het Handelsblad zijn ziel aan de nazi’s. In vergelijking met het Handelsblad bleef de nrc meer objectieve informatie bieden en zag daardoor het aantal abonnees tijdens de oorlog zelfs toenemen. De relatieve betrouwbaarheid van de nrc was te danken aan Huijts, aan wie hoofdredac teur Rooij zijn positie in de zomer van 1940 overliet, toen hij die voor zichzelf niet meer kon verantwoorden. Huijts sympathiseerde met het communisme en zag de oorlog in het perspectief van de sociale revolutie. Het kostte hem wei nig moeite zich te uiten in het taaleigen van een totalitaire ideologie. Met zijn schijnbaar proDuitse hoofdartikelen, waarin hij overigens nooit antisemiti sche uitlatingen deed, wist hij de Duitse autoriteiten op het verkeerde been te f Het distributie-wagenpark van de NRC, 1933.
zetten. Hierdoor creëerde hij de ruimte om verrassend objectieve berichtgeving over de internationale toestand op te nemen. Rooij verdiende ondertussen zijn brood in het verzekeringswezen. Na de bevrijding nam hij zijn oude positie weer van Huijts over, die hierin niet gekend werd. Om zo snel mogelijk weer te mogen verschijnen, zuiverde de nrc zich na de bevrijding zelf van haar hoofdredacteur en van haar directeur, mr. H. de Bloeme, schoonzoon van de derde Nijgh. Sluiproute Na de oorlog werd zowel de nrc als het Handelsblad, net als alle andere kranten die na 1 januari 1943 waren blijven ver schijnen, door een verschijningsverbod getroffen. Het liet zich aanzien dat het een langdurige zaak zou worden voor dat een zuiveringscommissie bepaald had of de kranten in aanmerking kwa men voor een vergunning om opnieuw te verschijnen. Bij de nrc wilde men dit niet afwachten. Aangezien de krant de eigen gelederen al gezuiverd had en de liberalen bovendien nog niet over een eigen dagblad beschikten, was men van de kant van de regering bereid tot medewerking. In overleg met het minis terie van Binnenlandse Zaken kwam Rooij tot de volgende kunstgreep: er werd een Stichting nrc opgericht die een verschijningsvergunning kreeg voor de Nationale Rotterdamsche Cou rant. Zo kwam een nieuwe uitgever (de Stichting) met een nieuwe titel (Nieuwe
41
42
werd Nationale), terwijl de vertrouwde initialen behouden bleven. Op 28 juli 1945 rolde de nrc al weer van de pers. Ook voor het Algemeen Handelsblad werd een dergelijke sluiproute door minister Beel van Binnenlandse Zaken gesanctioneerd, zodat deze krant vanaf 1 september 1945 weer kon verschijnen. Alleen aan de nummering kon men zien dat het Handelsblad officieel nog geen voortzetting van het vooroorlogse Han delsblad was. Op 2 januari 1948 mocht ook de oude nummering hervat wor den. De nrc verscheen toen al weer een halfjaar onder haar oude naam, waaruit bij de invoering van nieuwe spelling regels in 1947 de letters ‘ch’ verdwenen waren. De Tweede Wereldoorlog betekende nauwelijks een cesuur in de geschiede nis van beide kranten. Hoe dramatisch
de periode van de Duitse bezetting ook geweest was, op de naoorlogse ordening van de pers had zij weinig invloed: al vrij snel na de bevrijding zag het Neder landse perslandschap er weer hetzelfde uit als aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Alleen de onafhankelijk socialistische verzetskrant Het Parool was daarin een nieuw verschijnsel. Ook de protestantse ondergrondse krant Trouw bleef bestaan, maar dan als een bovengrondse voortzetting van De Standaard. Wezenlijke veranderingen deden zich in de Nederlandse pers pas voor in de loop van de jaren zestig als gevolg van de voortgaande schaalver groting in de economie, de concurrentie van de televisie en het losser worden van de banden die bevolkingsgroepen bijeenhielden, een proces waaraan de dagbladen zelf overigens ook het nodige bijdroegen.
Eilandenrijk Zowel de nrc als het Handelsblad breidde zich in de loop van de twin tigste eeuw uit binnen het stratenblok waar het oorspronkelijke gebouw was opgetrokken. Het Handelsblad had zijn imperium tussen Nieuwezijds Voorburgwal, Paleisstraat, Spuistraat en Keizerrijk. De nrc het hare tussen de Witte de Withstraat, Westblaak Een drachtsstraat en Boomgaardsstraat. In f Ingang Witte de Withstraat met portier, circa 1970.
Rotterdam ging het om een langgerekt blok, waarvan het gebouw uit 1875 de hele breedte in beslag nam. Uitbreiding betekende hier dus automatisch uit breiding naar achteren, waarbij door de geringe breedte van het blok de struc tuur tamelijk logisch bleef. Het complex van het Handelsblad daarentegen was al minder overzichtelijk van opzet en werd in de loop der jaren een waar dool
43
44
hof. Aangezien Cuypers een ondoelma tige hoeveelheid ruimte besteed had aan gangen, hallen, trappen, vestibules en zogenaamde open ruimtes, was zijn gebouw uit 1903 al gauw te klein. In 1921 realiseerde hij een noordelijke vleugel, waarbij drie panden aan de Paleisstraat ingelijfd werden. In de loop van de jaren werden alle buurpanden opgekocht, totdat het Handelsblad in 1955 het hele blok in bezit had. Gaan deweg werd alle andere nering uit het blok verdreven: de viswinkel die vis aan de koningin verkocht, de sigarenzaak op de ene hoek van de Paleisstraat en de vulpenwinkel op de andere hoek en de banketbakker Lelieveld ernaast. De van oorsprong aparte gebouwen, waarvan de etages niet gelijkliepen, werden bin nendoor via trappetjes en doorgangen
in trappenhuizen met elkaar verbon den. Mensen raakten in het complex gemakkelijk de weg kwijt, minder gemotiveerde medewerkers konden zich ergens verschansen met een boek of een schaakspel zonder dat het opviel en redacteuren die op de zenuwen van de hoofdredacteur werkten, konden wor den weggestopt in een kamertje ach teraf, waar nooit iemand langskwam. Autonomie Wat opviel in beide dagbladpaleizen was het ontbreken van de bij andere kranten gebruikelijke redactiezaal. Een grote deelredactie als de redactie buitenland had wel een gemeenschap pelijke kamer, maar veel redacteuren hadden het rijk voor zichzelf in een eigen kamer. Bij het Handelsblad zaten
de verschillende deelredacties verspreid over het grote complex. In de tijd dat Jan Blokker er filmredacteur was, zat de kunstredactie in een van de zeven tiendeeeuwse pandjes die later bij het gebouw getrokken waren. Dit pand had een eigen opgang, naast de sigarenboer. Blokker en zijn directe collega’s kwa men en gingen via deze steile trap en hadden — zo zij wilden — niets met de rest van de redactie te maken. Geheel in lijn met het liberalisme was de vrijheid van de individuele jour nalist groot. Bij de nrc waren er tot 1968 zelfs geen chefs; de deelredacties hadden alleen een eerste redacteur, meestal degene met de meeste dienst jaren. Bij het Handelsblad hadden de deelredacties wel chefs, maar ook hier was de autonomie van de redacteur een geloofsartikel. Redacteuren met een eigen rubriek beschouwden deze als een domein waarin zij onaantastbaar waren. De centrale leiding was zwak. Zo ont brak de figuur die bij andere kranten de spil bij het maken van de krant was: de nrc noch het Handelsblad had tot 1968 een chefredactie of een ‘nieuwsopper’. Men leunde bij het maken van de krant sterk op de traditie — zo was de krant nu eenmaal altijd gemaakt — en de opmaakredacteur speelde in de laatste fase van het productieproces vaak onbe doeld een beslissende rol. Voetje van de vloer Op de redacties van andere kranten heerste meestal meer discipline. Deze f Redactie Nieuwe Rotterdamse Courant, circa 1969.
redacties werden in het gareel gehou den door het collectivisme van de katho lieke, socialistische of protestantse ideologie. En bij commerciële kranten zonder een politieke of religieuze richting heerste de tucht van de markt. Bij Het Vrije Volk was de omgang met redacteuren autoritair in vergelijking met de nrc, ondervond Klaus Schreiner. Hij stapte in 1957 over naar de nrc en vond de werksfeer daar een verademing. Hij genoot van de vrijheid die hem er ten deel viel als redacteur buitenland. Sytze van der Zee maakte in 1966 de overstap van de goed georganiseerde en gedisciplineerde redactie van het neutraalpopulaire dagblad de Haag sche Courant naar die van het Handels blad. Hij was verbaasd over de vrolijke chaos die hij aantrof bij het Handels blad: redacteuren die voetje van de vloer speelden of een liedje van de Beatles aan het instuderen waren, redacteuren die stelselmatig te laat op het werk kwa men. Bij kranten waar sprake was van een gedisciplineerde redactie onder centrale leiding bleek de redactionele organisa tie sneller te kunnen worden aangepast aan de eisen van de tijd. Joop Lücker had de Volkskrant na 1945 op dictatoriale wijze getransformeerd van een plicht matig vakbondsblad tot een aantrek kelijke nieuwskrant; Herman Sandberg voerde vanaf 1961 bij Het Parool met straffe hand een succesvolle vernieu wing door. De Telegraaf ging alle andere kranten
45
46
in Nederland voor bij het adopteren van een Angelsaksische journalistieke werk wijze. Toen de redactie van De Telegraaf in 1930 het gebouw van Staal betrok, kreeg men daar de beschikking over een centrale nieuwskamer. Andere kranten volgden vroeg of laat met de instelling van een nieuwsdienst en een centrale eindredactie. Zowel de Haagsche Courant als Het Parool kreeg in 1964 de beschikking over een grote redac tiezaal met een middentafel, vanwaar de deelredacties werden aangestuurd. De redacties van deze kranten functio neerden als goed geoliede machines en dat was hun krant ook aan te zien: die werd actueler, overzichtelijker en beter geredigeerd. De nrc en het Handelsblad raakten steeds verder achterop. Hoofdredacteur
Steketee deed in de jaren zestig bij het Handelsblad pogingen tot vernieuwing te komen, maar die verzandden in vrijblijvendheid. Vanaf 1966 daalde het aantal abonnees van het Handelsblad en een jaar later ook dat van de nrc. Tegelijkertijd bleven de inkomsten uit advertenties achter door concurrentie van ochtendbladen, de regionale pers en de televisie. In 1968 namen nieuwe hoofdredacteuren het initiatief: bij het Handelsblad was dat Henk Hofland, een jaar later bijgestaan door André Spoor, en bij de nrc J.L. Heldring. Zij voerden alsnog een journalistieke vernieuwing met bijbehorende redactionele reorga nisatie door. Maar het lukte toen niet meer het tij te keren. Op grond van desastreuze cijfers over 1969 werd beslo ten de beide kranten in 1970 te fuseren.
De paleizen verlaten Toen in 1970 besloten werd de kranten nrc en het Algemeen Handelsblad samen te voegen, waren de bijbeho rende dagbladbedrijven al zes jaar eerder gefuseerd. Het Handelsblad had als bedrijf een te smalle basis om zelfstandig te kunnen voortbestaan. Na jarenlange besprekingen met alle moge lijke partners kwam een fusie met de nrc als minst kwade optie naar voren. De directie en commissarissen van het Handelsblad stonden er wel op dat het
een fusie op basis van gelijkwaardigheid zou worden. Zij waren bang dat, als het Handelsblad simpelweg gekocht zou worden door het drie keer zo grote nrc concern, het later zou kunnen worden afgestoten. Daarom bedongen zij de oprichting van een holding, waarin beide bedrijven zouden opgaan. In 1964 werd de Nederlandse Dagbladunie (ndu) opgericht. Maar de leiding van het Handelsblad kon niet verhoeden dat ook in deze holding het bedrijfsmatige
f Kamer Cultureel Supplement in Algemeen Handelsblad-gebouw, 1977.
47
48
overwicht in Rotterdam kwam te lig gen. Zodra het technisch mogelijk was de oplage van zowel de nrc als het Han delsblad in Rotterdam te drukken, verdwenen de nieuwbouwplannen voor de Amsterdamse vestiging in de prullenbak. Het hele bedrijf werd nu in Rotterdam gevestigd. Op 12 augustus 1968 mocht de zoon van de Rotterdamse directeur Pluygers de eerste paal slaan van de nieuwbouw aan de Westblaak. Toen de twee kranten in 1970 ten slotte
ook fuseerden, werd ondanks protest van de redacteuren van het Handelsblad de redactie van de gefuseerde krant eveneens in het Rotterdamse gebouw gevestigd. Alleen de Amsterdamse redactie van wat nu nrc Handelsblad heette, bleef onder leiding van de Amsterdamse hoofdredacteur Hofland achter in het gebouw van Cuypers. Het gebouw werd aanvankelijk opge vuld met huurders. Maar gaandeweg kwamen steeds meer kamers leeg te staan. De ndudirectie vond de schep
ping van Cuypers te duur in gebruik en onderhoud. De Amsterdamse redactie van nrc Handelsblad moest per 1 janu ari 1977 naar een voormalig modemaga zijn aan de overkant van de Nieuwezijds Voorburgwal verhuizen.48 Het gebouw werd ver beneden de boekwaarde ver kocht aan een projectontwikkelaar, die het zou gaan slopen.49 Geplunderd Ontzield en onttakeld bleef het gebouw achter. De inboedel werd voor wei nig geld te koop aangeboden aan de werknemers en ten dele ook door hen geplunderd — of meegenomen naar huis om het voor plundering te behoe den. Prenten die aan de muur hingen, loden letters uit de zetterij, lange tafels waarop de kranten voor expeditie verpakt werden, het werd allemaal het pand uitgesleept. De hoofdredacteur van nrc Handelsblad, André Spoor, stelde voor de schilderijen van Charles Boissevain, Kalff en Polak in zijn kamer in Rotterdam op te hangen en die van oprichter Van den Biesen, A.G. Boisse vain en A. Heldring in de vergaderzaal van de commissarissen. Hier zouden ze dan naast de portretten van de drie directeuren Nijgh komen te hangen. Maar directeur Pluygers vond dat een onzinnig voorstel. ‘We gaan hier in Rotterdam toch zeker niet tegen die Amsterdamse koppen aankijken!’50 Hij verkocht de drie portretten op eigen gezag aan de betreffende families. Zo ontdeed de Rotterdamse directie zich
niet alleen van het technische bedrijf, van de directeur — die in juni 1967 op nonactief gesteld werd — en van het gebouw, maar ook van de geschiedenis van het Handelsblad. Zelfs de glasin loodramen van Kamerlingh Onnes wer den niet veiliggesteld. Toevallig zijn zij in 2004 in een boerenstal nabij Amster dam teruggevonden. De eigenaar had ze van de sloop gered vanwege de waarde van het lood. Ze zijn aangekocht door het Leidse Stedelijk Museum de Laken hal en daar nu te bezichtigen. ‘Het nrc’ In journalistiek opzicht is het stil geworden op de Nieuwezijds Voorburg wal. De Volkskrant ging in 1965 met Het Parool mee naar de Wibautstraat. De redactie van Trouw volgde in 1976. De Rode Burcht werd in 1973 afgebro ken, nadat het abonneebestand van Het Vrije Volk in de jaren zestig in een vrije val terecht was gekomen. De Telegraaf verliet in december 1974 haar vesting tegenover het Handelsblad en vertrok naar Sloterdijk. Dagblad De Tijd had zijn kasteel al in 1970 verlaten, maar werd nog een tijdlang geproduceerd in het gebouw van het Handelsblad, totdat het in 1974 als dagblad werd opgeheven. Het oude Handelsbladgebouw stond meer dan een jaar leeg. De onderhan delingen tussen projectontwikkelaar en gemeente verliepen traag. Krakers wachtten het niet af: op 5 maart 1978 namen zij het complex in bezit. Waar schijnlijk had Cuypers zich omgedraaid
f Jan Blokker op de redactie van het Algemeen Handelsblad, 1959.
49
50
in zijn graf, als hij had kunnen zien hoe zij huis hielden in zijn deftige gebouw. Er kwamen woongroepen en wilde feesten. In de voormalige rotatiehal werden optredens en tentoonstellingen gehouden en aan de Paleisstraat groen ten verkocht. Her en der in het complex lagen vuilnis, uitwerpselen en braaksel. Een bewoner die eens zin had de zon te zien, greep een kettingzaag en maakte een gat in het dak. Maar de krakers behoedden het gebouw wel voor de sloop. Toen hun wilde haren verdwenen waren, liet de gemeente 87 appartemen ten voor hen realiseren in het complex.
De ironie wil dat de krakers van toen en de bewoners van nu aan hun eigen wooncomplex refereren als ‘het nrc’ — alleen de letters op de gevel liegen niet. ‘Algemeen Handelsblad’ staat er nog steeds in sierlijke Jugendstilletters. Naar de polder Terwijl de directie van de ndu ver huisd was naar de nieuwbouw aan de Westblaak, bleef de redactie van nrc Handelsblad achter in het oude gebouw aan de Witte de Withstraat. De hoofd ingang van het nducomplex was nu aan de Westblaak gelegen. Journalis
ten liepen binnendoor naar het oude gebouw. De werkomstandigheden in het honderd jarige gebouw waren verre van ideaal. Op de beletage van de Witte de Withstraat stond nog een oude pers, waar werk voor derden op gedrukt werd. Als die pers draaide, werd het boven bij de redactie heel warm. De ramen, die heel hoog zaten, konden aan de kant van de redactie buitenland niet eens open. Verder was de ruimte te klein. Na een moeilijke beginperiode begon de nieuwe krant in de tweede helft van de jaren zeventig succes te oogsten en mochten er meer redac teuren worden aangenomen. Men zat opeengepakt als haringen in een ton. De onvrede over de huisvesting leidde op 30 juli 1981 zelfs tot een werkonder breking, waardoor de krant die dag niet verscheen. De directie gaf daarop toe dat de klimaatbeheersing en luchtvoorzie ning onvoldoende waren. Begin 1982 verhuisde ook de redactie naar de nieuwbouw aan de Westblaak. Vervolgens was de vraag of de vijf verschillende bouwdelen, waaruit het blok tussen de Westblaak en de Witte de Withstraat bestond, door verbou wing geschikt zouden worden gemaakt voor de toekomst of dat de ndu naar een nieuwe locatie zou verhuizen. In 1985 werd duidelijk dat de directie een bedrijfsperceel in de Prins Alexander polder op het oog had. Hier waren de huurlasten lager, de parkeermogelijk heden beter en was de bereikbaarheid optimaal. Hoofdredacteur Wout Woltz f Loodzetterij NRC Handelsblad, 1976.
ging met de presidentcommissaris van de ndu, Pierre Vinken, op excursie naar de beoogde locatie tussen spoorbaan en snelweg, nabij een meubelboule vard. Woltz, die als journalist groot was geworden bij het Handelsblad in het zinderende stadscentrum van het Amsterdam in de jaren zestig, voelde zich daar in de polder net zo ‘out of place’ als de zwaan die er zwom tussen de kantoorkolossen. Maar tegenhouden kon hij de verhuizing niet meer. De Ondernemingsraad van de ndu was op 11 juli 1985 al akkoord gegaan. De staking van de voltallige redactie van nrc Handelsblad op 27 november 1986 bracht de directie er niet toe haar beslis sing te herzien. De rest van de veertien honderd werknemers van de ndu had geen probleem met de nieuwe vesti gingsplaats. Sommigen lachten in hun vuistje dat die arrogante collega’s van nrc Handelsblad hun zin niet kregen.51 In 1989 was het zover: het dagbladpaleis aan de Witte de Withstraat werd verla ten. De letters Nieuwe Rotterdamsche Courant verdwenen onder een dikke laag witte verf. Een aantal jaren was het Fotomuseum er gevestigd, dat in 2007 alweer naar een meer prestigieuze loca tie op de Kop van Zuid ging. Nu wordt het voormalige nrcgebouw onder meer gebruikt door de fotovakschool. Terwijl de redactie van nrc Handels blad haar werk nog steeds in het kan toorpand in de Alexanderpolder doet, wordt de krant grotendeels geprodu
51
52
ceerd en gedrukt in Amsterdam. De moderne techniek waarbij de te druk ken tekst kan worden overgeseind naar willekeurig elke plaats, maakt het niet langer nodig de redactie te laten werken in de nabijheid van de technische appa
ratuur. De scheiding van de redactie en de techniek betekende het einde van de dagbladpaleizen. Die van de nrc en het Handelsblad staan er nog, verweesd achtergelaten, monumenten van de persgeschiedenis.
f Boven: achterzijde voormalig Algemeen Handelsblad-complex, 1989. Onder: krakersgalerie Amok in voormalig Algemeen Handelsblad-gebouw, 1980.
53
54
Bronnen
Archieven 55
Archieven nrc Handelsblad52 Archief Algemeen Handelsblad Archief nrc Archief nrc Handelsblad Archief Dagbladunie Archief directie ndu Archief hoofdredactie nrc Handelsblad Archief Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (iisg)/Persmuseum Archief Algemeen Handelsblad Archief Nederlandse Dagbladpers (ndp) Archief M. Rooij
Nederlands Architectuur Instituut (nai) Archief Ed. Cuypers Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid Dokument, aflevering De Passanten, uitgezonden op televisie door de ncrv op 21 juni 1996.
Gemeentearchief Rotterdam Geluidsopname interview G.A.W. Zalsman
Koninklijke Bibliotheek Microfiches en krantenleggers van de Nieuwe Rotterdams(ch)e Courant en het Algemeen Handelsblad Andere dagbladen en tijdschriften, waaronder De Journalist, de Volkskrant, Vrij Nederland, Jaarboek Mediageschiedenis
Bureau Monumenten Amsterdam
Archief mr F. Kuitenbrouwer
Interviews drs. k.e. abbing (oudadjunctdirecteur Handelsblad), Amstelveen, 2 oktober 2003. f. baas † (ouddirecteur nrc) kort telefonisch gesprek, 11 november 2000. j.m. bik (oudredacteur nrc/ nrc Handelsblad), Den Haag, 11 en 16 oktober 2000. j.a. blokker † (oudredacteur Algemeen Handelsblad), telefonisch, 15 januari, 23 juli en 23 september 2003. wilfred boom, (oudmedewerker en plv chef opmaak nrc Handelsblad), kort telefonisch gesprek, juli 2010. s. bouman (oudcorrespondent nrc en nrc f Bundelen van de krant NRC, 1933.
Handelsblad Israël), Rotterdam, 10 mei 2001. mr. n. drost † (directeur Handelsblad), Bloemendaal, 20 april 2000. b.w.l. greif (redacteur Handelsblad), telefonisch , 28 februari 2005. drs. j.p.a. gruijters † (oudredacteur Handelsblad), telefonisch, 22 augustus en 10 september 2003. m. guise-köhler (oudsecretaresse hoofdredacteur nrc en echtgenote van wijlen W. Guise), Amsterdam, 2002. mr. j.l heldring (oudredacteur en hoofdredacteur), Leidschendam, 1 september 1998 en 14 maart 2000;
56
telefonisch, 9 april 2001. Aanvullende mededelingen, 22 september 2006. prof. dr. j.m.h.j. hemels (oudcorrespondent De Tijd), Malden, 30 september 2001. mw hijmans-sipkes (ouddirectie secretaresse nrc/ndu), Rotterdam, okt/nov 2002. h.j.a. hofland (oudredacteur en hoofd redacteur), Amsterdam, 7 september 2000. j. jansen van galen (oudredacteur Handelsblad), kort telefonisch gesprek, 21 november 2003. n.r. klein (oudredacteur nrc en nrc Handelsblad), telefonisch gesprek, 9 november 2007 en Capelle aan den IJssel, 13 november 2007. mr. f. kuitenbrouwer (oudredacteur en commentator nrc Handelsblad), Amsterdam, 3 mei 2001. mr. h.a.f.m.o. van mierlo † (oud redacteur Handelsblad), Amsterdam, 26 februari 2003. w.c. momma (ouddirecteur ndu), Velp, 17 september 2004. e.j. moojen † (oudredacteur nrc/nrc Handelsblad), Koudekerke, 2 februari 2000. w.h. nieuwenhuis † (oudredacteur nrc Handelsblad), Amsterdam, 27 juni 2000. a. nuijten (ouddirecteur ndu), kort telefonisch gesprek op 2 april 2001. e. van overeem (oudredacteur nrc/nrc Handelsblad), Vlagtwedde, 6 september 2001. j. van de plasse (krantenonderzoeker) Alkmaar, 13 oktober 2000. w. pluygers (directeur nrc/ndu), Haamstede, 15 december 1998. f.j. poll-de muinck keizer † (echtgenote van wijlen K.L. Poll), Den Haag, 27 januari 2000.
f.g. de ruiter (oudredacteur nrc en nrc Handelsblad), telefonisch gesprek, 8 november 2007. dr. a.f.e. salomonson (oudcorres pondent Wenen nrc, oudredacteur nrc Handelsblad), verkennend telefonisch gesprek, 17 oktober 2003. j.h. sampiemon (oudredacteur Handelsblad/ nrc Handelsblad), Rotterdam, 16 en 23 juli 2001; telefonisch, 13 augustus 2001. mr. k.m. schreiner † (oudredacteur nrc/nrc Handelsblad), Amsterdam, 4 februari 2000. drs. c.m. smits (oudredacteur nrc), telefonisch, 2 november 2000. h. smits (oudredacteur Handelsblad), Amsterdam, 10 oktober 2003 tijdens receptie. drs. j.r. soetenhorst (oudadjunct hoofdredacteur nrc Handelsblad), Voorburg, 1 juli 2003. drs. a.s. spoor (oudredacteur en hoofdredacteur), Dalfsen, 4 april 2000 en 5 juni 2001; Amsterdam, 29 mei 2001. Telefonisch, 29 september 1998 en 13 januari, 21 maart en 7 april 2000 en 30 augustus 2001 en 11 februari 2003. mr. c.a. steketee (ouddirecteur en hoofdredacteur Handelsblad), Dalfsen, 4 april 2000 en 6 augustus 2003. m.l. tiesinga-autsema (ouddirectie secretaresse Handelsblad), Den Haag, 24 september 2003. b.c. van der velden (oudredacteur nrc Handelsblad), Rotterdam, 9 juli 2001. p. de vink (oudredacteur Handelsblad), telefonisch, 23 januari 2004. mr. j.j. vis (oudredacteur nrc Handelsblad), Zeist, 4 september 1998; Den Haag, 19 mei 2005. Telefonisch, 11 november 2004. mr. b.c.l. waanders (oudredacteur nrc/
Handelsblad/nrc Handelsblad), Delft, 4 oktober 2000. th. westerwoudt (oudredacteur nrc Handelsblad), telefonisch, 9 december 2004. w. woltz (oudredacteur en (adjunct)
hoofdredacteur Handelsblad/nrc Handelsblad), Den Haag, 7 september 1998 en 9 januari 2003. s. van der zee (oudredacteur nrc Handelsblad), Amstelveen 2 en 23 oktober 2003; telefonisch, 7 oktober 2003. 57
Websites Archipedia, de architectuurencyclopedie (www.architectenweb.nl) Archiwijzer Bonas (www.bonas.nl) Beeldbank Stadsarchief Amsterdam (www.beeldbank.amsterdam.nl) Beeldbank NoordHolland (www.beeldbanknh.nl) Eddy le Couvreur, Stadswandelingen door Rotterdam (www.xs4all.nl/acouvreur)
Website Instituut voor Nederlandse Geschie denis (www.inghist.nl), aldaar: Biografisch Woordenboek van Nederland Website Koninklijke Bibliotheek (www.kranten.kb.nl) Parlement & Politiek (www.parlement.com) Wikipedia (www.wikipedia.org)
Literatuur Remieg Aerts, De letterheren. Liberale cultuur in de negentiende eeuw: het tijdschrift De Gids. Amsterdam, 1997. Remieg Aerts, ‘De openbaarheid van een premoderne stad. Amsterdam en zijn pers voor 1870’ in: Tijdschrift voor Mediageschiedenis 2/2001, p. 9–25. Martin van Amerongen e.a., Luizen in de pels. 100 jaar journalistiek in Nederland. Amsterdam, 1984. Pieter Bak, Een ‘meneer’ van een krant: Trouw en Bruins Slot, 1943–1968. Historische Boekerij, 1999. J.Th.M. Bank, ‘Rotterdam — Amsterdam en de nationale pers’ in: P.B.M. Blaas (red), Stedelijke naijver. De betekenis van interstedelijke conflicten in de geschiedenis. Den Haag, 1986 Jan Bank en Maarten van Buuren, 1900. Hoogtij van burgerlijke cultuur. Sdu, 2000. Jo Bardoel e.a., Journalistieke cultuur in
Nederland. Amsterdam University Press, 2002. K. Baschwitz, De krant door alle tijden. Amsterdam Keesing, 1938, 2e druk 1949. G.A.M. Beekelaar, ‘De Arnhemsche Courant in de eerste helft van de negentiende eeuw’ in: Beekelaar e.a., Maar wat is het toch voor eene Courant? De Arnhemsche? Opstellen over de Arnhemsche Courant 1830–1850. Arnhem, 1981, p. 5–24. Elisabeth van Blankenstein, Dr. M. van Blankenstein. Een Nederlands dagbladdiplomaat. Sdu, 2000 Roland K.M. Blijdenstijn en Ronald Stenvert, Bouwstijlen in Nederland, 1040–1940. Kosmos, 1994. Jan Blokker, Nederlandse journalisten houden niet van journalistiek. Bert Bakker, 2010. J. Bosmans, Staatkundige vormgeving in Nederland. Deel ii. De tijd na 1940 (tot 1994). Assen, 1995.
58
Piet Bouwmeester, De gouden greep van ‘Woeste Willem’. De roerige geschiedenis van het zelfstandige Algemeen Dagblad. Adr. Heinen, 2006. Jan Brauer en Jan Driever, Perszuivering. De Nederlandse pers 1944–1951. Weesp, 1984. Marcel Broersma, ‘Botsende stijlen. De Eerste Wereldoorlog en de Nederlandse journalistieke cultuur’, in: Tijdschrift voor Mediageschiedenis 2/1999, p. 40–68. Marcel Broersma, Beschaafde vooruitgang. De wereld van de Leeuwarder Courant 1752–2002. Friese Pers Boekerij Leeuwarden, 2002. D.J. Cannegieter, Mr J. Huijts. Hoofdredacteur in oorlogstijd. Doctoraalscriptie, 1979. D.J. Cannegieter, ‘De Nieuwe Rotterdamsche Courant tijdens de Duitse bezetting, 1940–1945’, in: Spiegel Historiael, februari 1980, p. 115–119. Ch.A. Cocheret, W.F. Lichtenauer (red.), Bekende Rotterdammers door hun stadgenoten beschreven. Rotterdam, 1951. KeesJan Dijkstra, ‘Verborgen verhoudingen. Relaties tussen de liberale politiek en journalistiek ten tijde van de verzuiling’, in: Jaarboek Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen 1998, p. 258–276. John Jansen van Galen en Hendrik Spiering, Rare jaren. Nederland en de Haagse Post 1914–1990. Nijgh & Van Ditmar, 1993. Louis Gans, Nieuwe Kunst rond 1900. De Nederlandse toegepaste kunst en architectuur van 1885–1910. Gemeentemuseum Den Haag, 1960 (catalogus tentoonstelling) Louis Gans, Nieuwe Kunst. De Nederlandse bijdrage tot de Art Nouveau. Dekoratieve kunst, kunstnijverheid en architektuur omstreeks 1900, Utrecht/Oosthoek, 1966. Bert Gerlagh , Ed. Cuypers architect. Doctoraal scriptie UvA, 1979 (aanwezig in nai) Paul Groenendijk en Piet Vollaard, Architectuurgids Nederland, 1900–2000. Uitgeverij 010, 2006.
Piet Hagen, Journalisten in Nederland. Een persgeschiedenis in portretten 1850–2000. Arbeiderspers, 2002. J.M.H.J. Hemels, De Nederlandse pers voor en na de afschaffing van het dagbladzegel in 1869. Assen, 1969. J.M.H.J. Hemels, De emancipatie van een dagblad. Geschiedenis van de Volkskrant, 1921–1981. Baarn, 1981. J.M.H.J. Hemels, H.J. Demoet, (red), Loodvrij en digitaal. Visies op innovatie in grafische communicatie. Uitgeverij Compres, 2001. H.J.A. Hofland, De draagbare Hofland. Prometheus, 1993. G.J. Hooykaas, ‘De politisering van de Nederlandse pers’ in: De Negentiende Eeuw, 15 (1991), p. 125–136. A. Huguenot van der Linden, De Telegraaf. Het verhaal van een krant. Amsterdam, 1971. H. Kleijer en A. Knotter, Tekens en teksten. Cultuur, communicatie en maatschappelijke veranderingen vanaf de late middeleeuwen. Amsterdam, 1992. Johannes Kuyper, ‘L’Etablissement’ / Dagbladpaleis Nieuwe Rotterdamsche Courant. Nijgh uitgevers, 1876. Paul T. van der Laar, Twee heren vinden elkaar: de fusie van de nrc en het Algemeen Handelsblad bedrijfseconomisch bekeken. Rotterdam, 1989. Gerry van der List, Meer dan een weekblad. De geschiedenis van Elsevier. Bert Bakker, 2005. R. van der Meulen, De Courant. (Deel i en ii). Leiden/A.W.Sijthoff , 1885. Gerard Mulder en Paul Koedijk, Lees die krant! Geschiedenis van het naoorlogse Parool, 1945–1970. Amsterdam, 1996. Jouke Mulder, Sydney van den Bergh. Een liberaal. Utrecht, 1975. Jan van de Plasse, Kroniek van de Nederlandse dagblad- en opiniepers. Amsterdam/Otto Cramwinckel , 2005. L.J. Plemp van Duiveland, Journalistiek in Nederland. Den Haag/Leopold, 1924.
P. de Rooy, Republiek van rivaliteiten. Nederland sinds 1813. Amsterdam, 2002. Debby Roukens, De nrc tijdens de Tweede Wereldoorlog. Doctoraalscriptie, juni 1998, Rotterdam. W.P. Sautijn Kluit, ‘Het Algemeen Handelsblad’, in: Bijdragen tot de geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel (deel 7) Amsterdam, 1896. H.J. Scheffer, In vorm gegoten. Het Rotterdamsch Nieuwsblad in de negentiende eeuw. Leiden, 1960. H.J. Scheffer, De dagbladonderneming. Historische verkenningen. Amsterdam, 1986. M. Schneider, ‘Uit de 100jarige geschie denis van de Nieuwe Rotterdamsche Courant’, in: Historia 1943, p. 249–253. M. Schneider en J.M.H.J. Hemels, De Nederlandse krant 1618–1978. Van ‘nieuwsthydinge’ tot dagblad, vierde druk. Baarn, 1978. Johan Schot, Harry Lintsen en Arie Rip (red.), Technology and the making of the Netherlands. The age of contested modernization, 1890–1970. Walburg Pers/mit Press, 2010. J. Schouwenaar, Tussen Beurs en Binnenhof. J.W. van den Biesen en de politieke journalistiek van het Handelsblad (1828–1845), Amsterdam, 1999. Nic. Schrama, Dagblad De Tijd, 1845–1974. Nijmegen, 1996. Kees Schuyt en Ed Taverne, 1950. Welvaart in zwart-wit. Sdu, 2000. Martin Sommer, Krantebeest. J.M. Lücker. Triomf en tragiek van een courantier. Balans, 1993. A. Stempels e.a., Kijk in een jarige krant. nrc 125. Rotterdam, 1969. Siep Stuurman, Wacht op onze daden. Het liberalisme en de vernieuwing van de Nederlandse staat. Bert Bakker, 1992. Taal, G., Liberalen en radicalen in Nederland, 1872–1901. Den Haag, 1980.
W. Visser, De papieren spiegel. Honderd-vijf-entwintig jaar Algemeen Handelsblad, 1828–1953. Amsterdam, 1953. G. Vissering, ‘Levensbericht van Eduard Cuypers’ in: Jaarboek van de Nederlandse Maatschappij der Letterkunde, 1928. R. Vos, Niet voor publicatie. De legale Nederlandse pers tijdens de Duitse bezetting. Amsterdam/ Sijthoff, 1988. Frank van Vree, De Nederlandse pers en Duitsland. Een studie over de vorming van de publieke opinie, 1930–1939. Historische Uitgeverij Groningen, 1989. Frank van Vree, ‘De vuile was van het gezag. Dagbladpers en journalistieke cultuur in de jaren vijftig en zestig.’ in: Jaarboek mediageschiedenis, 3/1991, p. 215–242. Frank van Vree, De metamorfose van een dagblad. Een journalistieke geschiedenis van de Volkskrant. Amsterdam/Meulenhoff, 1996. Frank van Vree, ‘ De Witte de Withstraat. Een bolwerk van goede smaak in krantenstad Rotterdam‘ , in: Interbellum Rotterdam. Kunst en cultuur 1918–1940, p. 121–147. nai uitgevers, 2001. Wim Wennekes, Frank van Vree e.a., Het lood voorbij. Sijthoff en de Haagsche Courant. Geschiedenis van een dagbladbedrijf. Amsterdam, 1998. Huub Wijfjes, Journalistiek in Nederland, 1850–2000. Beroep, cultuur en organisatie. Boom, 2004. Marriëtte Wolf, Het Geheim van De Telegraaf. Geschiedenis van een krant. Boom, 2009. J.J. Woltjer, Recent verleden. De geschiedenis van Nederland in de twintigste eeuw. Balans, 1992. Jeroen van Zanten, Schielijk, Winzucht, Zwaarhoofd en Bedaard. Politieke discussie en oppositievorming 1813–1840. Wereldbiblio theek Amsterdam, 2004.
59
60
Noten 1.
2.
3.
4.
5.
6.
7. 8. 9.
10. 11.
12.
13. 14.
H.J. Scheffer, In vorm gegoten. Het Rotterdamsch Nieuwsblad in de negentiende eeuw, Leiden 1960, p. 208. Johannes Kuyper, ‘L’Etablissement’ / Dagbladpaleis Nieuwe Rotterdamsche Courant, Nijgh uitgevers 1876. G. Vissering, ‘Levensbericht van Eduard Cuypers’, in: Jaarboek van de Nederlandse Maatschappij der Letterkunde 1928. Brief van H. van Riel in maart 1963 aan Sydney van den Bergh. Geciteerd in: Jouke Mulder, Sydney van den Bergh, Een liberaal, 1975, p. 105. Geciteerd in: K.J. Dijkstra, ‘Verborgen verhoudingen. Relaties tussen de liberale politiek en journalistiek ten tijde van de verzuiling’, in: Jaarboek Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen 1998, p. 258–276, p. 261. Geciteerd in: Piet Hagen, Journalisten in Nederland. Een persgeschiedenis in portretten 1850–2000, Arbeiderspers 2002, p. 269. L.J. Plemp van Duiveland, Journalistiek in Nederland, Den Haag/ Leopold 1924, p. 21. Nationale Rotterdamsche Courant, 28 juli 1945. 600 opzeggingen per jan 1947 vanwege Indië politiek nrc, aldus RvC nrc, 8 januari 1947. Commissarissen Bos, Van Biema en Six. RvC ah, 28 januari 1950. Samenvatting van een bespreking van de hoofdredactie met de chefs van de redactieafdelingen op 11 december 1961. Brief aan de heer M. van Rijswijk, d.d. 22 april 1952. Kladversie met aanteke ningen van vermoedelijk Rooij. A. Stempels e.a., Kijk in een jarige krant. nrc 125, Rotterdam 1969, p. 24. Lezersonderzoek in opdracht van ndu, mei 1965.
f Koffiedame in de Witte de Withstraat, 1933.
15. Onderzoek ndu in eigen abonnemen tenadministratie, oktober/november 1964. 16. Makrotest n.v., ‘Memorandum inzake een groepsdiscussie ten behoeve van het Algemeen Handelsblad’, verslag van een op 8 november 1966 gehouden groepsdiscussie met elf lezeressen van het Algemeen Handelsblad. 17. Rijksmonument nummer 518327. 18. Commissaris G.S. de Clercq, RvC ah, 8 maart 1935. Idem RvC ah, 7 november 1952. 19. Beide eerder dan De Telegraaf. Zie Marriëtte Wolf, Het Geheim van De Telegraaf. Geschiedenis van een krant, Boom 2009, p. 89 en 95. 20. Memorandum van Von Balluseck, d.d. 20 september 1936. 21. De krant komt altijd vol. nrc Handelsblad 1970–1995, p. 126. 22. Redactiebespreking ah, 19 maart 1962. 23. Notulen redactievergadering ah, 27 augustus 1954 (American Hotel). De in de notulen gebruikte afkortingen zijn hier voluit geschreven. 24. Jan Blokker, ‘Het Grace Kellydilemma’, in: de Volkskrant, zaterdag 15 april 1989. 25. Memorandum van Von Balluseck, d.d. 20 september 1936. 26. Samenvatting van een bespreking van de hoofdredactie met de chefs van de redactieafdelingen op 11 december 1961. 27. Interview met Pluygers; RvC nrc, 15 januari 1954. 28. Nota Rooij, ‘De plaats van de N.R.C. in de Nederlandsche pers. 29. Memorandum ten behoeve van de redactievergadering d.d. 3 september 1958. 30. Piet Bakker, geciteerd in: Frank van
61
62
31. 32. 33.
34.
35.
36. 37. 38. 39. 40. 41. 42.
Vree, De Nederlandse pers en Duitsland. Een studie over de vorming van de publieke opinie, 1930–1939, Historische Uitgeverij Groningen 1989, p. 119. Leidse kak kon G.G. van der Hoeven genoemd worden, aangezien hij in Leiden zowel het gymnasium had doorlopen als rechten had gestudeerd. De familie Van der Hoeven was echter een oud Rotterdams geslacht. RvC ah, 5 mei 1937. Lezersonderzoek in opdracht van ndu, mei 1965. Lezersonderzoek in opdracht van de ndu, mei 1965. Het gaat hier om gezinshoofden. Bijlage 3 Thompsonrapport april 1969, Verspreiding landelijke dagbladen per Cebucogebied en Lezersonderzoek Nederlandse Stichting voor Statistiek, mei 1965. K. Baschwitz, De krant door alle tijden, Amsterdam Keesing, 1938, p. 230. 2e druk 1949. Kuyper, 1876, p. 6. Geciteerd in: Van Vree, 1989, p. 118. Interview met Spoor. RvC ah, 28 juni 1922. RvC ah, 18 maart 1936. RvC ah, 11 mei 1936. RvC ah, 6 oktober 1936. Zie ook 13 november 1936.
43. Commissarissen mochten nu statutair ook ‘raad en advies aan de hoofdre dactie’ geven. (art 13.2) ook wat betreft de redactionele inhoud. Zie RvC nrc, 22 november 1935. Desondanks komt in de notulen van de vergaderingen van de Raad van Commissarissen het redacti onele beleid nagenoeg nooit ter sprake. 44. RvC nrc, 10 september 1949. 45. Notulenboek 17 november 1952–17 april 1956, p. 15. 46. RvC ah, 24 januari 1962. 47. Nota financieel directeur nrc, F. Baas, ‘Geschiedenis der Nieuwe Rotterdamse Courant N.V., 1951. 48. RvC ndu, 17 november 1976, p. 577: Redactie A’dam naar overzijde in oude Gerzongebouw per 1 jan 1977. 49. RvC ndu, 9 februari 1977, p. 586: voor 2,2 mln. In april 1980 zou de gemeente het voor 3,7 mln overnemen. (inventaris iisg) 50. Interview met Spoor. 51. Rapport Twijnstra Gudde, 30 september 1986. 52. Deze archieven zijn na het onderzoek dat aan dit boek ten grondslag ligt gedeeltelijk overgegaan naar het iisg/ Persmuseum.
Illustratieverantwoording
Over de auteur
De foto’s op pagina 8, 18, 24, 30, 32, 38, 40, 54, 60 en op het omslag (boven) zijn afkomstig uit het jubileumalbum dat directeur H. Nijgh kreeg aangeboden door N.V Vereenigde Fotobureaux te Amsterdam, naar aanleiding van zijn zilveren jubileum als directeur van de Nieuwe Rotterdamsche Courant, in 1933 (Archief nrc Handelsblad).
Pien van der Hoeven (1967) is historicus en universitair docent aan de Afdeling Journalistiek van de Rijksuniversiteit Groningen. Eerder was zij verbonden aan de Universiteit Leiden, waar zij in opdracht van nrc Handelsblad promotieonderzoek heeft gedaan naar de geschiedenis van de krant. Het proefschrift dat hieruit voortkomt, verschijnt najaar 2011 bij uitgeverij Prometheus. Vooruitlopend op deze publicatie schreef Van der Hoeven op verzoek van nrc Handelsblad ter gelegenheid van het veertigjarige bestaan van de krant Twee kranten, twee paleizen.
Archief nrc Handelsblad: pagina 2 (Bas Roodnat), 26 (Nationaal Foto Persbureau), 28 (Maurice Boyer), 34, 36 (Maurice Boyer), 42 (Vincent Mentzel), 44, 46 (Bas Roodnat), 50 (Bas Roodnat) en 64 (Chris de Jongh) Collectie Stadsarchief Amsterdam: pagina 10, 12 (Marijn Schapelhouman), 14 (N.V. Vereenigde Fotobureaux), 16, 20 (Anefo), 22, 52 (Ino Roël) en omslag onder (Marijn Schapelhouman) Collectie Gemeentarchief Rotterdam: pagina 6 Maria Austria Instituut: pagina 48 (Henk Jonker) De uitgever heeft geprobeerd alle rechtheb benden te achterhalen. Indien er personen of instellingen zijn die menen rechten te kunnen doen gelden, worden ze verzocht contact op te nemen met de uitgever.
Pien van der Hoeven studeerde Nieuwe en Nieuwste Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Zij specialiseerde zich in de Nederlandse buitenlandse politiek na 1945. Haar eindscriptie werd bekroond met de prijs van het Nederlands Genootschap voor Internationale Zaken en Instituut Clingendael. In 1997 publiceerde zij Hoed af voor Marshall. De Marshall-hulp aan Nederland, 1947–1952.
63
Colofon Twee kranten, twee paleizen is in oktober 2010 verschenen bij nrc Boeken. De beeld redactie was in handen van Robbert van Venetië en de eindredactie is gedaan door Nico Klein. Sander Pinkse Boek productie maakte de omslag en verzorgde het binnenwerk. De tekst is gezet uit de Lexicon, de huisletter van nrc Handelsblad. Het boek is gedrukt bij Wilco in Amersfoort.
De uitgave is mogelijk gemaakt door een bijdrage van het Elise Mathilde Fonds.
Foto’s omslag: boven nrc Radio, circa 1933; onder topgevel Algemeen Handelsblad, 1978 Foto tegenover de titelpagina: loodzetterij nrc Handelsblad, 1976 Foto onderaan deze pagina: sloop ndu Westblaak, 1989 isbn 978 90 79985 26 5 nur 680 www.nrc.nl www.nrcboeken.nl www.nrclux.nl