AD DEN BESTEN
TEGEN MIIN VERLIES
AMSTERDAM uITGEVERS‐ MAATSCHAPPII HOLLAND
19,7
V oor Elisabeth Laetitia om haar ge...
18 downloads
437 Views
549KB Size
Report
This content was uploaded by our users and we assume good faith they have the permission to share this book. If you own the copyright to this book and it is wrongfully on our website, we offer a simple DMCA procedure to remove your content from our site. Start by pressing the button below!
Report copyright / DMCA form
AD DEN BESTEN
TEGEN MIIN VERLIES
AMSTERDAM uITGEVERS‐ MAATSCHAPPII HOLLAND
19,7
V oor Elisabeth Laetitia om haar geboorte
I
HET WATER VAN KANAAN
IN SULAI
R
Eenmaal te worden verstaan zoals men zichzelf verstaat: leven, in angst begaan waar de dood op staat ergens een eiland waarop de branding staat van het - flessen de ziel in top,
lot
hout, een geteisterd vlot.
Maar wie miizo verstaat die ben ik vreemd voortaan: het water dat mij omstdat, dat vaag zijn kusten slaat houdt ons bij elkaar vandaan.
AAN HET WATBR / I
Dit
is degrondeloze moederschoot
waaruit i[ werd geboren: licht-bewogen doopwater, en met stille vaste ogen staaf God de Vader nog, een boom zo gtoot, overal naar mijn oorsprong toegebogen en ik weet overal, weer moederbloot, hoe hij mij wegtilt uit mijn diepste nood, hoe hij mijn naam zegt, klaar en oPgetogen.
Vruchtwater van mijn doop, uit u vandaan zie ik mijzelf met andere ogen aan, in u terug spiegel ik scha en schande. Alles is anders: ik sta overmand en klein in de kemelsharen schaduw van de Doper aan de wateren der |ordaan.
II
Het water nu: een donker kleed van boete, maar lokkend nog met lovertjes van licht; een deinend kleed dat zomaar ergens ligt, waaronder warme leden schuilen moeten. Een lichaam,- het ligt blindelings gezwicht, wijduit de armen en gespreid de voeten, overal een vervulling te begroeten; het rilt van lust,- ik"doe -ijn ogen dicht. Nameloos hunkeren, uw naam is: Vrouw! Gif hult u in uw eigen lichaam, lauw water dat om mij werft,- ik moet weerstreven. E6n erogeen gebied, waarin mi1'n leven zich overal verloren kan begeven, waarin het zelfs miin naam verliezen zou.
WATERMUSIC FOR YOU / I
Water-ik moet het proeven tot over de lippen. Het staat miin oqen al te bedroeven, hei r.tilt in de schelpengroeven der oren. - Ik leef te laat.
Ik zink door een waterspiegel van tranen buiten bereik van licht en leven, ik wiegel, een schelpdier, over mijn lifk.
Water - ik moet het Proeven tot 6ver mijzelf, in jehuid, tot diep in de smalle groeve waarin-ik het lig te behoeven, verdronken - if drink le uit.
il Een wereld vreemd verschoven moet in je verzonken zijn. Soms, birlg il mij diep tot ie over, dan schemeft ze nog in je ogen, vlak onder de waterlijn.
En diepzeegeruis van leven verneeir ik, miin oren te veel; het komt met ie bloed gerezen, het klopt aan de wand van je wezen en somi breekt het uit in je keel. En peil ik het middernachteliik donler, het diep van je schoot, dan tast ik rekken en smachten, tintelende torens verwachting, een stad van verwachten groot. Daar word ik in opgenomen, een schim van miizelf, niet meer, doorzichtig tot in.miin dromen, een vrs. maar noolt zo volkomen, zo warm met niets in de weer.
En tussen al het limpide onwezenliik diepsnelv erkeer van driften en ifle verdrieten beweeq ik, een atlantide, .rnuug tiet je bloed oP en neer,
TERRAS
Bijna verdronken in het stilstaand licht zit ik de zoele middag in te drinken. Ik moet een weekdier ziin, van geen gewicht, maar zwaar van alles wat het niet verricht, ik zit maar vastgezogen weg te zinken. Mijn mond gaat niet meer open, niet meer dicht.
TEGEN MIJZELF Kinderen, als het vloed wordt roep mij niet! Wat, als ik voor je roepen doof zou blijken om andere stemmen die diep uit mij spreken, die mij doorwonen als hun klankgebied? Kinderen. ik weet zelf niet wie ik ben. Wanneer de vloed komt, hoe zul je mij vinden: diep in mijzelf verscholen, in de blinde, de dove schelp van voor ik mens moest zijn ?
Of
zal ik met dat binnenwaartse oor het water al van ver aanwassen horen, veeg oergeruis van v66r de scheppingswoorden Maar wat dan nog,- de dijken breken door.
?
Vervloekt het weekdier dat zich voegt en schuilt! Kinderen, roep mij uit mijzelf naar buiten, roep met de stem van God die werd gekruisigd mij uit mijn wereld die zicl:zelf vervult.
Of ik je van de wateren redden zal? - Maar ik geef antwoord, luister: je zult l6ven, lk zegje, desnoods als de vissen leven. Ergens groeien misschien je kieuwen al. wor mifu kinilerct
ICHTHUS
Wist ik het leven niet ademen in de poelen van dood en dbodsverdriet, ik loochende dit lied: een voze zwam, een zwoele doodsbloei van nietsbedoelen, Inders wist ik het niet. Leven, vis die verschiet tussen het donker woelen van woekerend wier en riet, hoe koel laat ge de koele
dood door ui ki.u*.., spoelen. Leven, wist ik het niet!
14
POSTZEGELS ZAMELEN
Postzeqels zamelen in ruisenie grauwe dozen
timbre rr"n rt.*..n, broze woorden vol wankle zin Levenstekenen - nee naar mii reikende handen
uit wildvreemde landen verdronken in zee
ergens ha-ast
Verre naasten van Ile Rouad, ik zit te spelen met uw stikkende kelen s.o.s. met uw ziel
Hoe dring ik ooit tot u door dan in deze neurose: in mijn ruisende dozen tastend waar ik u hoor Niets kan ik anders dan hulpeloos spelen blijven dan dit briefgedicht schrijven dat niet verzonden kan makkers, zolangik mrs
't
zegel,
die hoogste-waarde
de konini der aarde kop"tra' watermerK
-
een vls.
STERVEN
Sterven is zinken,- zinken en verzinken, zinken, wieweet bezinken in de dood, misschien niet anders dan het zalig slinken tot wat men wordt in de vertrouwde schoot:
trillend neerslag,- zo blijft men er achter op een zeebodem in de dieptewind, to^t men zich nieuw en van Len nieuw geslacht er langzaam uit los-leeft: trilvis, mensenkind. een
Maar ik weet zeker, dat ik wegzal zinken, weet zeker dat ik omkom in die schoot. Sterven is drinken, drinken, zich bedrinken, verdrinken in het water van de dood.
16
HET WATER VAN KANAAN Het water moet in de mond van Adam zijn geweest totdat het zich bevond een monster zonder geest. Toen heeft het dom en log ziin lippen vaneengeduwd. W"t.i geen no.ri h.d het nog, hij heeft het uitgespuwd. Maar ik, wat moet ik doen nu het in mij terug wil zijn? Water - 66n woord als toen het werd tot mens'lijk domein.
woord dat ik heb tegoed, o mens die ik word, spreek grj de naam die het hebben moet, en het ligt als een hond aan uw voet of het water is wijn voor mij.
-O
17
RIEPIK.,. Riep ik het water om mijheen niet zelf te voorschiin uit het steen?
Ik wist toch dat de werkelijkheid van binnen water is dat schreit, water dat woedt en rmi bedreigt, dat langzaam naar mijn lippen stijgt. Maar niemand ziet mij in die stroom, ik leef misschien alleen mijn droom.
Wieweet, ben ik wel zelf dat steen, is al wat mij bedreigt alleen
't vruchtwater dat ik buitenpers uit de baarmoeder van het vers.
18
II
EEN HuID VAN HERFST
PARADI SIS CH
Eenmaal te worden verstaan op het scherp van de huid, desnoods door het mes dat stuit op het schaambeen van mijn bestaan. Dan zou ik, die wond nog vers, met jou verzoend zijn en goed. Liefste, er zit al bloed aan de lendenschort van dit vers. Maar jij die opent en sluit jii neemt ook zonder die prijs
-
mii op in ie paradils, je bent ve'el te week aan mijn huid. fe bent zo voorbarig als God. Het mes wordt roestig en bot.
ONTHEEMD De winter heeft veroverd wat tussen ons bestond: het vloeiend tot-mii-over waarin ik woning vond.
-
Stilstand. Bevroren dromen. Een vierkant glazen huis waarin ik niet kan wonen. Liefste, ik ben niet thuis.
Ik sta maar in de winter, sta aan de winter uit, ik in mijn huid, jij ginter achter die kille ruit. betoverd voor elkander
tot wat voorgoed ontbreekt, tenzil' misschien een ander komt en het machtswoord spreekt.
Tenzil die vreemde Ander, die meest ontheemde Ander het ijs tussen ons breekt.
WINTERKONING Een winterkoning ziin. Een vorst van vrij beslissen met zelfs de ongewisse wateren tot domein.
Maar het is overmoed, door eiqen ijs heenzakken, is wetei. lid voor lid: de winterkoning zit doodvriezend in de takken van mijn bevroren bloed.
KLAARBLIJKELIJK
Ik groei, een boom, over het water. Snel is de stroom. Snel wordt het later.
Ik heb de trjd. Ik ben het leven. Al wat verglijdt spiegelt mij even: eeuwig en vrij. Ik buig mij over. - Voorbij voorbij
daadstam, droomlover.
Ik val, een boom, vl).k in het water. Snel is de stroom.
Het wordt niet later.
24
vERJAARSVERSJE
Ouder worden heeft misschien geen zin, want wii leven enkel in de bomen voor het huis van onze hartsvriendin. Dat is naaktziin om een onderkomen, zich verhullen in bladgroene dromen, daar is levensmoed eridoodsdrift in. Ieder jaar een leven jonger worden en een leven ouder dan wi1 zijn. Is men eenmaal dertig maal gestorven, dan vertakt men zich in mijn en dijn met in alle jaarringen de pijn van een hart diep in ons hout gekorven. uoor
Henk wn Tienhoaen
NOVEMBER
Het huis verlaten. - Samen uit te lopen de herfst in, te vergeten wie men was; verrukt, verrukkend als de wind doorJroge, door koele ontoegankeliike bomen, regen te worden over wild gewas. Als men dan thuis komt, moet men daar niet wezen' En wil men zich herkennen, 't is alleen aan een vreemd gisten in elkanders leden, een mengelend bewegen, wind en regen over elkinder door elkander heen. roor Haeyo en
26
I'enie op hun trouwdag
HERFST
摯tT癬邸璧 聯臨
―
4n zusteL
en gangen kri鴫
#艦 :I』 I器 ■ 窯震)n bewuster.
Bestorven geur van leven, doodsgeruis. Men is verdwaald in alle dingen thuis.
27
MISTI
G
Als er een woord is moet ik het horen waar ik het spoor gis naar huis terug, zal het miin oren tergen moeten als"een scheepshoren onder een brug.
Tastendervoeten mis ik het water: Moeder, ontmoeten
ik u niet. Miit - ik ga later aan de' overziide, mag
godweet ik waad door ivildvreemd gebied.
Moeder, het bliide woord dat mil wekte mijte bevrijden
biju
vandaan, zunig\ zij n. vo I strekte nrets rn mqn oren, legt in mijn nek de
doodsangst aan.
28
Ik ben verloren: als het ontlaadde, hoe zou ik horen dac het weer sprak? Roep ik genade, riep 'k in den dove, wie slaat mij gade kil en strak?
Moeder. ik sla de mantel van deze ragdunne strofen onder en boven dicht om miin wezen. Geef onderdak!
29
D ODELIIK
蹴
it∬1∬
器
・
滞・ 藍 liI:揺 ち 豊 Ik ben dic ik ben:al‐ een,
cen huid van herfst om ml heen.
,0
PATRIARCHAAL
Ik moet uit de herfst vertrekken vandaag nog, onvoorbereid
mijn koffer vol vochwlekken mijn mantel veel te wijd een smal aanhankelijk wezen
dat node afscheid neemt en van die nood genezen wat hem lief is ontvreemdt.
Het huis had drie geheimen daar ging ik heilig mee om drie rijmen op mij, drie rijmen gevaarlijk mijn ergendom : doodmoede boom der kennis de appel komt mijtoegevallen zonder schennis
ik eet mij dood-, doodmoe reidansende boleten
brooddronken,
- hoor ik zing:
tafel van godvergeten
vermenigvuldrging steen tussen gistend sterven vogellijk, brimenbloed laat de nachtvorst mij kerven offersteen, het is goed!
Maar ik ben uitgeroepen ergens hangt nog mijn naam en ik sta op de stoep van de herfst doodlijk eenzaam een smal aanhankelijk wezen
dat moeilijk afscheid neemt half van zijn moedervlezen, zijn liefste zelf vervreemd
vol dode dingen op eenmaal zonder zin een nageboorte, de kringen van het bederf erin een koffer
mijn mantel een vaag gerief, de vogels roepen pi-as een losse mantel der liefde waarin ik nog niet pas stem !- nog talm ik waar de roep wegsterft - het is tijd ik moet mijn mantel aanvaarden mijn koft'er moet ik kwiit
O
laat los, Herfstmoeder Aarde! Vader, ik ben bereid.
III
TEGEN MIIN VERLIES
NAZOMER
Het is nog geen herfst genoeg om in mijzelf te verhechten ik moet mijn haar losvlechten uit mijn wortels - het is nog te vroeg Maar onder rnijn huid verdringt zich al een gevoel van zwammen een heksenkring van lamme bedoelsels te vroeg verinkt
Ik teken in spiegelbeeld die cirkel van tatouering aandachtig na, een keerkring van doodsdrift onverdeeld.
-
Diep over mijzelf gebreid verward in mijn wortelwindsel spin ik star in mijn spinsel de boodschap
uit: het-is-tijd
Maar dat heeft een spiegelzin: het is tijd voor een nieuw begin.
BLIND GEBORENE Blindgeborene, dit is het licht: mbnsen zien in nauwelijks te duiden tekenen van leven, runenschrift. Zie en hoor: de schors van dit gedicht ruist van bijna zichtbare geluiden.
Want ik zelf lig onder deze boom, ben ziin wortels hakend in de aarde, ben de vogels in zlin bladerkroon en daar zing ik zelf de heldere droom in je wakker van een goede gaarde, tuin die nooit meer donkert, nooit meer sluit: het rs morgen aan de dag van Heden. Blindgeborene, wrijf je ogen uit: alle levens schieten in het kruid, bomen, zie, uit menselijk hout gesneden, bomen wandelen bij je in en uitl wor Chris Leeflang op
zyn
f
uyt'tigste geboortedag
AMSTERDAMS PEIL
De dag: een stad gebouwd op palen boven de wateren van de nacht. Woningen haast niet te betalen, tillen alleen voor nachtegalen, voor duiven en hun duur geslacht. Maar wij zljn zelf. voor nu en later steltlopers, half nog in de vloed; de hemel tuit van ons getater, vogels die ergens onder water elkaar bestoken voet voor voet. En toch het licht!
- alsof de vale nachtzee maar een vergissing was. De dag, een stad gebouwd op palen, de dag staat hoog en droog te talen naar een ondenkbaar vogelras. voorlYim aan der Molengralt
'7
VARIATIE OP EEN GEVLEuGELD THEMA De lucht is het lichtste huis waarin een mens kan verkeren een mens van vluchtig geruis een vogel met losse veren hij moet langs de dingen scheren hii is alleen elders thuis Nee niet op stok in de glazen
luchtdichte eierschaal van voor zijn eerste verbazing van voor hij nog kiekenkaal de levenswind van de taal vlak over zich voelde blazen
Want wie diit huis werd geslecht die is het verlof ontnomen te wonen in eigen recht Hij kan er hoo"guit van dromen in veel te luidruchtige bomen niet horend wat de wind zegt:
-
Neteendere honkvaste dieren steeds om elkander heen gij die elkaars pot voor hier en ginder verteert, zelfs geen gemis hebt ge meer gemeen slechts angst voor hogere gieren
38
Hoor hoe hun vlerken al slaan bloot aan de kille
ge staat overal
doodsadem nergens vandaan
Wie schuilevinken willen weet dat uw veilige tillen in Nergenshuizen staan Daarom vervloekt het wiegen in wel-en-niet, ge wenkt de dood om u te bedriegen met leven-aangelengd Uw nest is een ei dat stinkt uitvliegen is, uiwliegen een duurderplichtdan ge denkt.
,9
-
LICHT Licht - als ik uit het licht verdwiin, wegzink van tussen zijn beminden tot waar het mij niet meer kan vinden, dan is het waar'het niet kan zijn. Licht - want het is zo goed geweest dat ik het nergens kan vergeten: het staat nog ils een heldef weten in dode oge"n, blinde gee$.
O licht der wereld ! - het is goed
om zo te wachten, wbtend onder de domme wateren, op het wonder dat tussen ons beginnen moet:
dat ik met al uw doden mee die in het donker slapend waken als plankton aan de dagzalraken; dat gij uit mij zult wakker maken het lichten van uw glazen zee.
40
LIGGBNDE ONDER MIIN BOOM Een middag loom in het gras dromende diep in mijn droom dat alles anders was dat ik lag als een rijp gewas een appel onder mijn boom dat ik lag verworpen en klein met overal binnen mijn huid een onbepaalbare pijn tn wat ik ergens moest zrln hoog boven mijn lichaam uit.
41
TEGEN MIJN VERLIES De sterren staan hoger dan ik in het heelal genoteerd. O goden afgekeerd, gij vindt in uw ogen van blik geen spoor van mi1, geen sPoor meer van mrln verschoten ster: ik ben al sinds eeuwen her alleen een vloek in uw oor.
Wat zou ik, o blind bestier, klein onder uw sterren, kldin? - Ik kan niet tegen mijn verlies.- ik vloek en ik tier. Maar dat is genoeg om te ziin.
42
INHOuD
I HET WATER VAN KANAAN 7 o
Aan het water I/II Watermusic for you
8
Insulair
I/II
2
Terras
3
Tegen mijzelf
4
Ichthus
, 6
Postzegels za-elen
Sterven 7
Riep
8
Het water van Kanadn
ik...
II EEN HUID VAN HERFST
7 8 o I
Patriarchaal
6
Mistig Dodelijk
5
Herfst
4
Verjaarsversje November
,
Winterkoning Klaarblijkelijk
2
Ontheemd
I
Paradisisch
III
TEGEN MIIN VERLIES
Bhdgeborene Amstcrdams Pcl Varlatie oP een gevleugeld thema Licht
Liggende Onder mln b00m Tegen mln verlies
︲ 万/ 7 メ ” 。 4 4
NazOmer