Hans Kneifel
De maand augustus van het jaar 3441 loopt ten einde. Perry Rhodan, die onlangs uit de melkweg Gruelfin is...
29 downloads
567 Views
885KB Size
Report
This content was uploaded by our users and we assume good faith they have the permission to share this book. If you own the copyright to this book and it is wrongfully on our website, we offer a simple DMCA procedure to remove your content from our site. Start by pressing the button below!
Report copyright / DMCA form
Hans Kneifel
De maand augustus van het jaar 3441 loopt ten einde. Perry Rhodan, die onlangs uit de melkweg Gruelfin is teruggekeerd, stond voor de schamele resten van het zonne-imperium. Hij liet de Marco Polo achter op de ruimtehaven van Terrania City en probeert met de Good Hope II achter het geheim van de zwerm, die kennelijk voor de chaos verantwoordelijk is, te komen. Perry Rhodan vloog eerst naar de 'planeet van de Diggers', die aan de rand van de melkweg lag en al door de zwerm was gepasseerd. Toen, na de opwindende avonturen op die planeet, werd een zonnesysteem, dat door de zwerm werd bedreigd, onderzocht. Ook hier konden de Terranen de helpende hand bieden. Reginald Bull bevindt zich ook met de Intersolar in de buurt van de zwerm. Hij probeert hulp te bieden en ontdekt nieuwe hulpverleners bij het ONTMOETINGSPUNT TUSSEN DE STERREN
HOOFDPERSONEN IN DEZE ROMAN Vyrner Rustage - de kapitein van een gevlucht schip. Falgur tan Gromand, Argoli-Erion, Pegamoi Datras II en Gooz-B 8 - de vluchtelingen van Lepso. Wycliff Calembour - de commandant van de EX-8989. Skytho Karrora - een man, die op twee existentieniveaus leeft. Korvey Wokan - een psycholoog van de EX-8989. Reginald Bull - de staatsmaarschalk komt te hulp en vindt nieuwe hulpverleners.
2
1. Aan boord van de Gerardus Mercator bevonden zich zeventien personen en geen van hem, misschien afgezien van Argoli-Erion, zou Vyrner ook maar een solar hebben geleend. Zeker niet aan de Akoon, die achter hem stond en al een paar lichtjaren niets anders deed dan met zijn straalwapen te spelen. 'Berg dat speelgoed toch eindelijk eens op, Falgur!' zei Vyrner Rustage luidkeels. 'Er is niemand, die een poging zal ondernemen om het schip naar een andere bestemming te brengen.' 'Ik vertrouw jou net zoveel als dat jij mij vertrouwt, Terraan,' klonk het antwoord van Falgur tan Gromand, de Akoon. 'Ik wantrouw je niet, Falgur, ik heb hooguit medelijden met je. Hoe kan iemand toch zo nerveus zijn!' Ze waren op 5 december van het jaar 3440, dus ongeveer een week, nadat de versuffing de planeet in haar greep had gekregen, opgestegen. Vandaag was het 20 augustus van het jaar 3441 en ze hadden hun doel weliswaar genaderd, maar waren er nog te ver van verwijderd om opgelucht adem te kunnen halen. De materiebrug tussen de sterren, die ze volgden, lag pas voor een kwart achter hen. En daarvoor was Gromand, de Akoon, verantwoordelijk. 'Zou je me op een vraag een antwoord kunnen geven, Falgur?' mompelde Rustage. 'Waarom dwing je me nu om - ik geloof, dat het de dertigste keer is - ineens in de normale ruimte terug te keren? Je weet precies, hoe de rest hierop reageert.' De Akoon, een grote man met brede schouders van ongeveer een jaar of vijftig en een zorgvuldig verzorgd uiterlijk, haalde zijn schouders op en speelde verder met zijn wapen. Hij duwde de pal naar voren, haalde de lader uit de kolf en schoof hem weer terug. Hij was nerveus, maar wist precies, wat hij wilde. Mokkend beantwoordde de man de vraag. 'Ik vrees, en ook dat heb ik je meer duidelijk gemaakt, Vyrner, dat je probeert dit schip op een door de Terranen gecontroleerde planeet of misschien zelfs wel op Terra te laten landen. Dat zou voor mij fatale gevolgen kunnen hebben.' Rustage, een man van negenenveertig met lang donkerblond haar, zei zacht: 'Je bent net zo gek als de rest hier in dit vrachtschip.' 'Misschien wel,' antwoordde Falgur. 'Maar dat houdt niet in, dat ik zelfmoordneigingen heb.' 'Ach, laat me toch met rust. Zie je nu, dat we ons langs de materiebrug tussen de melkweg en de Grote Wolk van Magalhaes voortbewegen?' 'Ja,' zei Falgur laconiek. De Gerardus Mercator, een modern vrachtschip met een diameter van honderd meter, dankte zijn naam aan de middeleeuwse kaartentekenaar Mercator, voor wie de inmiddels verdwenen en ongetwijfeld eveneens versufte kapitein een voorkeur scheen te hebben gehad. Het schip was nauwelijks een halfjaar oud en geschikt voor het overbruggen van grote afstanden, toen Vyrner Rustage zijn aanstelling als navigator had gekregen. Nu was hij alles: commandant, navigator en kindermeisje, zoals hij het sarcastisch noemde. En nog een paar dingen. Hoofdzakelijk moest hij echter proberen de personen, die zich aan boord bevonden, te kalmeren en rustig te houden. Hij moest zien te verhinderen, dat de versuften en de gereddenen elkaar naar de keel zouden vliegen. Iedereen gedroeg zich alles behalve normaal, met uitzondering van Argoli-Erion, de roodharige schoonheid met de zwoele glimlach en de grote zwarte ring aan haar vinger. 'Mag ik weer in de lineairruimte gaan?' vroeg Vyrner. 'Vooropgesteld, dat het doel nog steeds de Wolk van Magalhaes is!' merkte de Akoon op. Alhoewel elk van hen uit een soort hel was ontsnapt, scheen Falgur tan Gromand onvoorstelbaar bang te zijn om op Terra te moeten landen. 'Dat is het. Kijk het maar na!' De Akoon schoof het magazijn van het wapen terug in de kolf, zette het op scherp en liep naar
3
de koerscomputer van het ruimteschip. Nu, omdat de zeventien personen zich in een sterrenarm randgebied van de melkweg bevonden, scheen het gevaar af te nemen. Desondanks vertrouwde Falgur zelfs de computergestuurde apparatuur van de Mercator niet. 'In orde!' zei hij. 'Je kunt de normale ruimte weer verlaten.' 'Dank je wel,' mompelde Vyrner binnensmonds. Ze kwamen van Lepso, de planeet van de vrijhandelaren. Achter hen heerste een absolute chaos. De planeet was in 'normale' omstandigheden niet bepaald een paradijs voor rustzoekers of personen met een filosofische inslag geweest, maar nu heerste op de hele planeet letterlijk amok. Onverwachts was het onheil op Lepso losgebarsten en het had niet eens de gevechtssauriërs en de speciaal gekweekte dieren, die voor gevechtsporten in de arena's werden gebruikt, ontzien. Casino's en gokhallen, parken en warenhuizen waren aanvankelijk in verval geraakt; tenslotte werden het plaatsen, die door hongerige versufte wezens van allerlei planeten werden geplunderd om niet te verhongeren. Niemand wist, hoe het de andere personen - inclusief de drie Siganezen - was gelukt Rustage uit de naar een doordringend parfum stinkende hotelkamer te halen. Ze hadden het in ieder geval gedaan zonder rekening te houden met het meisje, dat met de lege glazen, de kopjes en de lege flessen speelde als een kind van een jaar of vijf. Vyrner, de navigator van de Mercator, bewoog de hendels, controleerde het schakel paneel en de wijzerplaten, toen drukte hij op de rode knop. Het schip verdween uit de normale ruimte. De Akoon stak het wapen weg, grijnsde en streek met de vingers van zijn linkerhand door zijn dikke haardos. 'Zo,' zei hij. 'Nu kunnen we weer op een volkomen normaal geworden bemanning rekenen. Heb je geen honger?' 'Ik heb wel trek in een geroosterde Akoon,' siste Vyrner. 'En als dessert een biertje.' De Akoon lachte gemaakt. 'Je zult zien, Vyrner,' merkte hij op. 'We worden nog eens vrienden voor het leven.' Ze vertrouwden elkaar geen van allen. De Akoon wantrouwde eigenlijk elke handbeweging en dacht, dat men hem een loer probeerde te draaien. De drie Springers, die de rest van de clan vormden, leken onderbroken samen te zweren. Ze hadden, op hun verstand en dat, wat ze droegen en in vier kleine koffers bij zich hadden na, alles verloren. Alleen Argolo-Erion vormde voor de Terraan een verrassing, omdat ze telkens zo vriendelijk en gelaten was. Het schip raasde met maximum snelheid uit de melkweg en in de richting van de Grote Wolk van Magalheas. Ze wisten niet, of ze daar veilig zouden zijn. Via de radio hadden ze uit alle hoeken van de melkweg SOS-berichten ontvangen en hieruit hadden ze geconcludeerd, dat de versuffing op alle planeten had plaatsgevonden. Zelfs aan boord van hun schip. De Maahk, die in de zevenentwintig kubieke meter grote overlevingstank zat en niet ophield een bedreiging voor de bemanning te vormen, was bijvoorbeeld versuft. Een van de drie Siganezen eveneens. Twee van de drie Anti's waren kinderen geworden. Het kleine restant van de Springerclan was normaal gebleven en maakte deel uit van de gereddenen. En uitgerekend Pegamoi Datras II maakte deel van de gereddenen uit. Dit had niemand kunnen voorspellen. Zeventien personen, stuk voor stuk hadden ze van Lepso kunnen ontsnappen. 'Je zult zien, Falgur,' zei Vyrner en hij stond op, nadat hij de klok had ingesteld en de apparatuur op de automatische piloot had overgeschakeld, 'dat ik je vandaag of morgen nog eens de schedel splijt!' 'Alle Terranen zijn pacifisten,' merkte de Akoon op.
4
'Geduld is net rubber. Als men het te veel uitrekt, dan volgt toch op een bepaald moment een onverwachte reactie. Wie let er vandaag trouwens op de keukenrobot?' De Akoon glimlachte boosaardig, terwijl ze gezamenlijk de centrale van het vrachtschip verlieten. 'Jouw adembenemende vriendin,' zei hij. Zonder iets te zeggen knikte de Terraan. Het geschreeuw en het gekrijs in Kraahmak, dat uit de overbelaste luidsprekers van de overlevingstank was gekomen, was verstomd. De Maahk zat weer relatief rustig in de tank, waarvan het bovenste gedeelte transparant was. Hij ademde waterstof in en beschikte kennelijk over voldoende katalysestof in de vorm van methaan. Hij ademde ammoniak uit en de temperatuur in de trommel bedroeg bijna honderd graden Celsius en dat was voldoende om aan het leven aan boord van dit schip een einde te maken, wanneer het razende buitenaardse wezen de tank kapot zou slaan. Nu, omdat het schip zich in de lineairruimte bevond en de geheimzinnige straling geen effect meer had, was het onbekende wezen tot rust gekomen. Niemand verstond Kraahmak, niemand kon met het naamloze wezen communiceren. En niet eens de navigator wist, hoe dit wezen met de overlevingstank in de kleine lege laadruimte van dit schip terecht was gekomen. 'Eten we zoals gebruikelijk in de mess?' vroeg de Akoon plotseling op een zakelijke toon. 'Ja, ik neem aan van wel. Laten we maar naar beneden gaan,' antwoordde de Terraan. Het was niet zo, dat ze elkaar haatten, maar vanaf het moment dat ze waren opgestegen haalde Akoon, wiens predicaat tan duidelijk maakte, dat hij van adellijke afkomst was, het bloed onder de nagels van de Terraan vandaan. Maar Falgur kon geen schip besturen en zeer zeker geen Terraans vrachtschip. Dus bleef hij wantrouwig en verwachtte gewoon, dat Vyrner op een Terraanse planeet zou proberen te landen. Vyrner kon echter niets doen, het zou ook voor hem een hele opluchting zijn, als ze de ruimte tussen de melkweg en de Grote Wolk van Magalheas zouden bereiken en uiteindelijk de Wolk zelf. Daar zouden ze veilig zijn, hoopten ze. Maar het voortdurende onderbreken van de lineairvlucht maakten een snelle tocht onmogelijk. Ze lieten het schip en de bemanning telkens terugvallen op het niveau, waarin de noodlottige straling een greep op hen kon krijgen. En ze verspilden kostbare tijd en versleten de converter. 'Hoe lang blijven we in de lineairruimte?' vroeg de Akoon, toen ze de mess bereikten. 'Zes uur,' zei Vyrner en snuffelde. Het rook naar een goede maaltijd. 'In de tussentijd kun je wat gaan slapen of met de Maahk gaan zitten praten. Misschien kun je hem een Akoons liedje leren.' Falgur zweeg. Hij keek naar de chronometer, leunde achterover in de met zwart leer beklede stoel van de mess en bestudeerde de personen, die stuk voor stuk binnenkwamen en aan tafel plaats namen. Iedereen, die nu binnenkwam, lette er zorgvuldig op tussen zichzelf en zijn buurman minstens een stoel vrij te houden. De drie Springers gingen bij elkaar zitten, waardoor het leek alsof ze zich als groep tegen de rest van de aanwezigen wilden beschermen. Spanda-Starn, de patriarch, had zijn schip verloren, omdat een van de versufte bemanningsleden met het schip was opgestegen, terwijl de Springer zich in Orbana ophield. Walida-Starn, zijn vrouw, was bij hem geweest. En de broer van de vrouw, Trepan-Star-nover. Het meisje, dat zich bij hen had aangesloten, kenden ze niet. Ze wisten alleen, dat ze Argoli-Erion heette, er opmerkelijk goed uitzag en dat ze naast Vyrner een bijzonder rustgevende persoonlijkheid was. En dat ze uitstekend kon koken. 'Afschuwelijk, die onzekerheid, die ongewisheid!' mompelde Pegamoi, toen hij de
5
mess binnenkwam. 'Ik kan het niet helpen, maar ik heb het gevoel, dat we ook in de Wolk verloren zullen zijn. We halen het gewoonweg niet.' Rustage, een redelijk slanke man met een gebruind gelaat en behoorlijke onderkin, leunde achteruit, sloeg de armen over elkaar en geïnteresseerd bestudeerde hij de nieuw-Arkonide. Hoe was het mogelijk, dat uitgerekend deze zwakkeling, deze wijsneus van vierentwintig jaar oud, die op een uitgebloeide lelie leek, niet van de versuffing te lijden had? Waarom bleef hij in het bezit van zijn verstandelijke vermogens? Ook dat wist niemand. Vyrner zei grof en zo luid, dat iedereen in de mess het kon horen: 'Doe me een plezier en gedraag je een beetje!' Geschrokken keek Pegamoi Datras II op. Hij sperde zijn ogen open. Hij richtte zich tot Aptant-Khyn, de Ara-medicus, die net binnenkwam en verzuchtte: 'Schokkend, gewoonweg schokkend!' Hij trok zijn schouders op en wierp een blik in de keuken. Daar waren de scheepsrobots en het Springermeisje samen aan het werk en werden borden en voedselkommen op het dienblad gezet. Kort daarna stonden de dertien borden op de tafel van de mess. Voor de Siganezen hadden ze uit lege dingen en doosjes, uit conservenblikjes en andere kleine dingen een soort poppenhuis gebouwd en dat huis stond hier in de mess. Het Springermeisje zette een paar eierdopjes, die uit het biologielokaal van het schip kwamen, neer in het aan een kant open 'huis'. Het was het eten voor de drie Siganezen. Zevenenveertig kiloparsec! dacht Vyrner. Zevenenveertigduizend keer drieëneenkwart lichtjaren! Dan zal ik eindelijk van dit stel idioten zijn verlost! Hij wist, dat hij een seconde, nadat ze op een planeet waren geland en hij de machines had uitgeschakeld, de benen zou nemen. Hij zou net zo lang blijven rennen, totdat hij het schip en deze bemanning niet meer zou kunnen zien. Vier Springers, de Anti's, twee Ara's, een gedegenereerde nieuw-Arkonide, een Barniter - hij kwam net binnen en nam op twee stoelen plaats - drie Siganezen, een Akoon en die gevaarlijke Maahk het was hem allemaal te veel. Een scheepslading wilde dieren was hem liever geweest en zou hem minder zorg hebben gekost. 'Eet smakelijk!' zei de Barniter. Hij heette Gooz-B 8 en was net zo vet als hij groot was. Zijn groene huidskleur zorgde voor een aparte kleurschakering in het eentonige leven aan boord van het schip. Vyrner glimlachte gemaakt en stond op het punt zijn eetlust te laten bederven; maar toen kwam Argoli-Erion naar hem toe, ging naast hem zitten en ze vroeg zachtjes: 'Hoe gaat het met je, Vyrner?' Rustage voelde, hoe zijn opwellende kwaadheid als sneeuw voor de zon verdween. Hij antwoordde zacht: 'Als ik jou zie, meisje, dan vergeet ik bijna alle zorgen.' Toen herinnerde hij zich weer de roes, die hij in dat obscure hotel had uitgeslapen. Daar hadden de anderen hem gevonden. Eens zou hij te weten komen, hoe ze hem hadden ontdekt en waarom ze wisten, dat uitgerekend hij in deze chaos normaal was gebleven. Hij begon te eten. 2. Het was de linkerhand, die iets trilde. De rechterhand, waarmee een aanvulling op het computerlogboek werd geschreven, trilde niet. De linker karakteriseerde echter duidelijk de psychische gesteldheid, waarin commandant Wycliff Calembour zich bevond. Langzaam schreef hij verder. Af en toe dwaalde zijn blik van het stuk kunstfolie af en staarde hij naar het bijna volle glas whisky, dat voor hem stond.
6
'... hebben wij de melkweg nubecula major, dat men tot de onregelmatige sterrenstelsel van het type I telt en ook de Grote Wolk van Magalheas noemt, verlaten. Voor ons ligt een afstand van ongeveer dertig kiloparsec, die we nog tot aan de rand van onze melkweg moeten zien te overbruggen. Afgezien van het feit, dat we ons hele onderzoek naar volle tevredenheid hebben kunnen uitvoeren, maken we ons natuurlijk zorgen om Skytho Karrora, die een schok opliep, toen hij de zeden van de bewoners van Classion IV bekeek, filmde en gedeeltelijk meemaakte. Maar we zijn ervan overtuigd, dat de artsen en de therapeuten van het imperium Skytho kunnen genezen. Bovendien maken we ons ietwat bezorgd over het feit, dat onze grote hypercomzender is uitgevallen. We zullen dus tot op het moment, waarop we de materiebrug en de laatste ster tussen de Wolk van Magalheas en de melkweg achter ons hebben gelaten, geen contact met het zonne-imperium kunnen maken. Inmiddels heeft ons schip, de EX-8989, de bijnaam Little Crazy Bird gekregen...' Commandant Calembour schroefde de dop op de stift, sloeg de bladzijde om en schoof zijn zetel achteruit. Hij pakte het glas met de rechterhand op en dronk een flinke slok. De drank brandde op zijn tong, toen gleed het gloeiend zijn keel in. 'Verdomme!' zei hij. 'En nu de psycholoog.' Hij draaide zich naar rechts, koos een nummer op het ingebouwde intercompaneel en zei toen in de microfoon: 'Korvey, zou u even naar me toe willen komen? Vooropgesteld, dat Karrora u er de tijd voor gunt.' 'Ik kom, baas!' antwoordde de veertig jaar oude psycholoog van de EX-8989. Ze deden nu bijna anderhalf jaar samen dienst op hetzelfde schip, maar de psycholoog en de commandant gebruikten tegenover elkaar nog steeds het woordje 'u'. Door deze duidelijk geformuleerde afstand, wisten ze precies, wat ze aan elkaar hadden en was er tussen de beide mannen een relatief goede band ontstaan. Een paar minuten later ging de deurzoemer. 'Kom maar gerust binnen!' riep Wycliff. 'Dank u!' De kosmospsycholoog nam in een stoel, die tegenover het bureau was bevestigd, plaats, haalde uit de borstzak van zijn hemd een dunne zwarte sigaar te voorschijn en stak haar met een omvangrijk ritueel op. 'Wat mag het zijn?' vroeg Wokan. 'Problemen,' mompelde Wycliff. 'Prachtig. Wat nu weer?' Calembour tikte met zijn rechter wijsvinger tegen zijn voorhoofd aan en zei zich verontschuldigend: 'Geen nieuwe problemen, alleen een hoop vragen. Op de eerste plaats: hoe gaat het met Karrora?' 'Miserabel.' Calembour herinnerde zich duidelijk de nacht, dat ze op de naamloze planeet waren geland en het vertrouwen van de bewoners hadden kunnen winnen. Het waren humanoïden, maar bijna het gehele denk- en leefpatroon van die magere wezens met een blauwe huid was dermate vreemd en anders, dat niemand in staat was het te begrijpen. De oplossing hiervoor lag echter in het ritueel van de openbaring van het leven, dat kort na de landing plaatsvond. De eerste officier had zich vrijwillig gemeld en was met een camera naar buiten gegaan om deze oplossing te zoeken en te vinden. Hij vond hem, maar het antwoord kostte hem zijn verstand. De man werd waanzinnig. Hij wist het schip nog te bereiken. Calembour vond zijn vriend en droeg hem op zijn schouders naar de ziekenboeg van het schip. Karrora bleek nog in staat om een rapport op de band te laten vastleggen; toen bleek, dat hij definitief van de kaart was.
7
Hij zocht de duisternis, kroop in een fatale positie weg en was bang voor alles, wat met de ruimte, de kosmos en zijn omgeving te maken had. Hij zocht voortdurend de kleinste en donkerste plaatsen, die hij maar kon vinden, op. Men haalde hem onder tafels vandaan, uit kleine kamers, onder machinesokkels en uit de donkere hoeken van zijn cabine. Eigenlijk had hij zijn verstand niet verloren, maar hij was niet meer in staat het te gebruiken. Iedereen aan boord voelde zich schuldig als hij Karrora zag. Iets was in zijn verstand geknapt. Licht, helderheid, duidelijkheid, dat vreesde hij. Hij was alleen in staat relatief helder te denken, als hij zich in een absolute duisternis bevond, in een minuscuul vertrek en in een positie, waarin zijn lichaam de kleinst mogelijke ruimte in beslag nam. 'Skytho Karrora is nu daar, waar zich het verstand van die planeetbewoners bevindt,' zei de kosmospsycholoog. 'En hij heeft de weg van die plaats naar onze gedachtegang, de ethische en psychische realiteit nog niet gevonden. Voor ons is Skytho geestesziek; in de realiteit echter leeft hij op een volkomen ander bewustzijnsvlak.' De commandant haalde zijn schouders op. 'Dat weet ik allemaal al, doe. Ik wilde alleen maar weten, of er al een lichte verbetering in zijn toestand te bespeuren was.' 'Nee,' antwoordde de psycholoog. 'We hebben de film geanalyseerd en het mondelinge bericht onderzocht, maar we zijn niet in staat om het te begrijpen. Hij heeft het echter wel begrepen. Net als voorheen weigert hij actief iets te doen.' 'Dat houdt dus in,' mompelde de commandant vertwijfeld, 'dat we hem in de gaten moeten blijven houden, dat we hem moeten blijven dwingen iets te eten en te drinken en dat we voortdurend op moeten passen, dat hij niet ergens stikt!' Wokan draaide zich om, pakte een leeg glas en kiepte het andere bijna volle glas hierin leeg. 'Het is niet goed, dat de commandant dronken is,' zei hij met een sarcastische grijns op het gelaat. 'De scheepspsycholoog kan zich dit echter wel veroorloven; wie houdt er immers rekening met een psycholoog?' 'Ik, Korvey!' mompelde Calembour. 'Daarom heb ik ook uw glas leeggemaakt, Wycliff! Nee, helaas hebben we geen verbetering kunnen constateren.' Skytho Karrora, een ambitieus, maar geliefd man, was nu niet meer dan een schaduw van zichzelf. Het was verbazingwekkend, hoe snel hij achteruit was gegaan. De medicamenten, die men hem toediende, brachten hem tot rust. De man spookte door het schip, af en toe dook hij ergens volkomen afwezig op, drukte doelloos op een aantal knoppen, glimlachte veelzeggend en verdween dan weer. Hij was niet veel meer dan vel over been en vormde hierdoor een gevaar voor zichzelf. 'Wat nu?' vroeg Calembour. Hij stelde de vraag meer aan zichzelf dan aan de scheepspsycholoog. 'Blijven wachten. De tijd heelt alle wonden.' Woedend goot Wycliff de rest van de alcohol zijn keel in, zette het glas met een klap neer op de tafel en fel zei hij: 'Dat is ook een van die onverdraaglijke parolen, waardoor al ontelbaar veel goede mannen hun leven hebben verloren!' 'Weet u dan iets beters?' vroeg Wokan. 'Nee, want dan had ik het allang gedaan.' Hij trok zijn schouders op. 'Ik ben blij,' zei hij tenslotte, 'dat we spoedig op Terra landen. Julian Tifflor zal zich over onze vriend ontfermen en over een halfjaar zal hij weer helemaal de oude zijn.' 'U bent een verdraaide optimist, Wycliff,' zei Wokan rustig. 'Vooral, wanneer u heeft gedronken. Dan laat uw verstand ietwat te wensen over.' 'Dat speelt geen rol,'
8
antwoordde de commandant. 'Morgen ben ik wel weer nuchter. Over acht uur vallen we terug op het normale ruimtetijdvak om ons te oriënteren.' De psycholoog knikte slechts. De magazijnen zaten nokvol met de producten van onbekende culturen, waardevolle en belangrijke grondmonsters en bandcassettes, stapels foto's en lichtdicht verpakte species van ongeveer veertig planeten, die door de EX-8989 waren onderzocht. Men had negentien planeten, die vrijwel identiek aan de Aarde waren, ontdekt. Ze waren echter alle onbewoond en konden dus door Terra gekoloniseerd worden. En op de geheugenspoelen van het computerarchief hadden ze ontelbare waardevolle gegevens vastgelegd. Sterrenkaarten... Astrofysische analyses en vergelijkende tests... Spectra-analyses... Overzichtstabellen en coördinaten van meer dan honderd zonnesystemen, een schat van onvoorstelbare waarde voor de Aarde. Het werd tijd, dat ze alles op Terra afleverden en dat ze zelf met verlof zouden gaan. Tja, ze zouden wel zien ... 'Wokan,' zei de commandant en hij zette zijn elleboog op de tafel, waarna hij zijn kin op de handpalm legde. Hij staarde de kosmo-psycholoog peinzend aan, net alsof hij diens gedachten probeerde te lezen. 'Een laatste vraag onder gedesillusioneerde mannen en alstublieft een eerlijk antwoord. Wat zal er van onze vriend terechtkomen?' De psycholoog hoefde niet over het antwoord na te denken. Hij kauwde op de zwarte sigaar en zei: 'Kennelijk viert het pessimisme bij mij hoogtij, want ik verwacht er niet veel goeds van.' Toevallig keken de beide mannen naar de speciaal gefixeerde foto, die in een massief plexoblok met vier schroeven aan de wand was bevestigd. Ze zagen de omtrek van melkweg zoals men hem vanuit de Grote Wolk van Magalhaes kon zien. Op de plaats, waar de aardse zon stond, gloeide dof een geel puntje. Toen zei de commandant monotoon: 'Over een paar dagen zijn we weer in Terrania City. Daar zal een antwoord op veel van onze problemen worden gevonden.' Ze wisten niet, dat er inmiddels het een en ander op hun thuisplaneet was veranderd. Het schip, de EX-8989, Little Crazy Bird, was al te lang onderweg. Nu zag elk lid van de bemanning halsreikend uit naar de rust en het verlof, dat ze op Terra zouden krijgen. 'Vliegen we verder door de lineairruimte,' vroeg de psycholoog Wokan, 'of blijven we regelmatig op het normale ruimtetijdvak?' Hij wist het antwoord al; commandant Wycliff was een ervaren commandant, die vrijwel nooit risico's nam. En als hij iets ondernam, dan had hij dit zorgvuldig overwogen. 'We volgen de materiebrug tussen de beide melkwegstelsels. Op die manier kunnen we ons oriënteren aan de hand van sterren, die ons als radiobaken kunnen dienen. Op die manier lopen we geen enkel risico.' 'Bedankt.' Terwijl ze hier zaten te praten, verliet de eerste officier Skytho Karrora zijn donkere cabine, dwaalde als een spook door de verlaten gangen van het schip en bereikte tenslotte een niet afgesloten magazijn. Daar ontdekte hij na een poos een kist met een dubbele geïsoleerde glasvezelwand. Hij kroop in de kist, trok de deksel dicht en bevond zich weer in zijn eigen wereld. Ze bestond uit ontelbare intensief gloeiende kleuren. Het was een prachtige wereld, die hij vroeger nooit had gekend.
9
3. Als Vyrner Rustage rekening hield met de gemiddelde leeftijd van de Terranen, dan mocht hij zich met zijn negenenveertig jaar tot de relatief jonge generatie tellen. Hij had een groot vierkant gezicht met diep in de kassen liggende grijze ogen. Het donkerbruine haar, dat boven de oren grijs werd, zat door elkaar. De baardstoppels bedekten zijn hals, kin en de beide wangen. Langzaam trok Vyrner het bezwete hemd uit en raakte hierdoor het schuinlopende litteken, dat aan zijn val in de anti-zwaartekrachtschacht te danken had, aan. Schedelbasisfractuur. Misschien had hij destijds iets, dat hem nu immuun tegen deze geheimzinnige straling maakte, opgelopen. Hij grijnsde naar zijn evenbeeld in de spiegel, pakte een kwast en scheerzeep en begon zich in te zepen. Hij was het enige bemanningslid, dat nog van deze ouderwetse manier van scheren gebruik maakte. Hij zette een mesje in het apparaat en begon het langzaam langs zijn keel omhoog te trekken. Toen hij zijn gelaat schoonspoelde, welde de irritatie over zijn zogenaamde bemanning weer in hem op. In plaats van zich met het schip bezig te houden, zat men elkaar voortdurend in het haar. 'Ik zou iets moeten doen...' mompelde hij en trok een schoon overhemd uit de zorgvuldig opgeruimde klerenkast. Hij werd gestoord in zijn werk, omdat de deurzoemer overging. Snel keek hij naar het schokwapen, dat op tafel lag. 'Binnen!' riep hij toen. Het schot gleed weg. Argoli-Erion stond in de deuropening, keek hem ietwat verlegen aan en zei: 'Ik ken maar een vertrek, waar het relatief rustig is en dat is jouw cabine, Terraan.' 'Kom maar binnen,' zei hij gelaten. Het schot gleed weer dicht en onthulde de driedimensionale kleurenfoto van een nauwelijks geklede schoonheid, die hij op het schot had geplakt. Argoli droeg een dienblad, waarop een koffietafel, glazen en een fles stonden. Ze zette het op een overvol bureau neer onder de foto van de broer van Vyrner. Toen ging ze in een van beide zwarte zetels zitten. 'Stoor ik?' vroeg ze halfluid. 'Nee, meisje, jij stoort me nooit,' antwoordde Vyrner en hij deed de knoopjes van zijn hemd dicht. 'Of bijna nooit. Is er buiten soms weer wat aan j de hand?' Hij wees met de duim over zijn schouder naar de deur. 'Majie Odoardo heeft weer eens ruzie met Gooz-B,' zei ze. 'De een verwijt de ander onbehoorlijk gedrag en slechte manieren bij het eten.' De magere Ara-arts en de dikke Barniter hadden dus ruzie met elkaar; eigenaardig toch, hoe door deze stresssituatie elk gesprek op ruzie kon uitlopen. Vyrner Rustage ruimde de rommel van de andere zetel op en hij ging ook zitten. 'Dat vind ik lief van je,' zei hij, terwijl hij naar het dienblad wees. 'Over een uur vallen we weer terug op de normale ruimtetijdvak.' 'Zullen de anderen dan weer...,' vroeg ze bang,'... versuft en kinderlijk worden?' Rustage trok zijn schouders op. 'Ik weet het niet,' zei hij. 'Ik ben geen geleerde, maar ik denk, dat het effect van de straling wegvalt, zodra we de randzone van de melkweg achter ons zullen hebben gelaten. Ik heb een? theorie, dat de straling op de een of andere manier door zonnen, die op een onbekende wijze zijn gemanipuleerd, wordt veroorzaakt. Maar dat is allemaal onduidelijk en niet bewezen. Op de eerste plaats heb ik daarvoor geen apparatuur aan boord, we zitten aan boord van een vrachtschip en niet van een Explorer. En bovendien ben ik geen geleerde, Argoli.' Ze knikte en zette de borden neer, schonk de koffie in en vulde de glazen met alcohol. Gelukkig was de voedsel- en drankvoorraad, die normaal gesproken
10
voor zestig man was bestemd, tijdens de chaos niet aangetast; ze kenden dus geen voedselof drankprobleem. 'Hoe langer we vliegen,' zei het Springermeisje plotseling, 'des te slechter wordt de stemming aan boord. Toen we ons nog met de versuften bezig moesten houden, had iedereen, die nu ruzie maakt, het te druk en was er voldoende afleiding. Maar nu we telkens zo lang in de lineairruimte blijven, is iedereen normaal en maakt men onderling steeds meer ruzie.' Vyrner glimlachte boosaardig. 'Wat tevens het bewijs is, dat de gave om ruzie te kunnen maken nauw samenhangt met het bezitten van verstand. Maak je geen zorgen, ze zullen niet zo gek lang meer met elkaar ruzie kunnen maken.' Hij keek haar aan. Argoli-Erion leek meer op een goed-uitziend Terraans meisje dan mogelijk scheen te zijn. Wat het meeste opviel was het lange gladde rode haar, dat over haar schouders hing! Het gezicht met de fascinerende groene ogen was smal en exotisch. Het figuur van het meisje leek veel op dat van de schoonheid op de poster; Vyrner had niet zonder reden de vergroting op de deur geplakt. Gekleed ging Argoli in ondefinieerbare mengeling van Springer-Terrakledij: Vyrner had haar de kledingstukken van de verdwenen bemanningsleden gegeven. Ze keek hem aan alsof ze een bekentenis van hem verwachtte. 'Wat ben je van plan?' vroeg ze. 'Hard toeslaan!' zei hij. 'En als eerste ben ik van plan die Akoon van adellijke afkomst eens een lesje te leren.' Hij roerde zijn koffie. Er viel een korte stilte. 'Waar kom jij eigenlijk vandaan?' vroeg hij toen. Ze vertelde het hem. Het was hetzelfde verhaal; ook haar schip was op de ruimtehaven van Orbana geland en net op het moment, dat de havendienst aan boord kwam om de steekpenningen te incasseren, sloeg het effect van de A.I.-Golf onverbiddelijk toe. Vrijwel iedereen raakte versuft. Vervolgens was Argoli een paar dagen door de omgeving gaan rondzwerven op zoek naar andere intelligent gebleven wezens en tenslotte had ze Barniter ontdekt. Hij vertelde haar, dat er ergens in een goedkoop hotel een Terraan zijn roes uit lag te slapen. De Terraan was tijdens het uitbreken van de ramp verbluffend normaal gebleven, had gewoon verder zitten drinken en had naar meisjes zitten lonken zonder dat hij in de gaten had, hoe iedereen om hem heen zich als kinderen was gaan gedragen. Toen waren ze hem gaan zoeken. 'En we hebben je gevonden, Vyrner.' Vyrner grijnsde verlegen. 'Ja,' zei hij. 'En nu schijn ik de enige persoon te zijn, die in staat is om deze Vliegende Hollander met de hysterische individualisten en een levensgevaarlijker Maahk naar de Wolk te brengen.' Ze schudde haar hoofd. 'Dat schijnt niet alleen zo,' zei ze zacht. 'Zo is het. Denk je, dat je iets aan die zinloze ruzies kunt doen?' 'Zo waar ik Vyrner heet,' zei hij, waarna hij de inhoud van het glas in zijn keel goot. De alcohol smaakte als vloeibaar vuur, maar het droeg er toe bij de stemming van Vyrner iets op te vijzelen. Hij stond op, liep naar de kast en haalde een schouderholster tevoorschijn. Hij riemde het vast en stak een kleine paralysator in het holster. Vervolgens pakte hij een dun linnen jack uit de kast en trok hem aan. Hij schoof de mouwen voor de helft op en ging weer zitten. 'Hebben jouw drie rasgenoten bezwaar tegen het feit, dat je bij mij in de cabine bent?' vroeg hij toen. Argoli trok haar schouders op. 'Ze schijnen bewust elke vorm van verantwoording over mij af te wijzen.' 'Geen clanverantwoording, geen verantwoordingsgevoel meer tegenover rasgenoten?' Ze keek hem geringschattend aan. 'Normaal gesproken wel. Maar nu niet, want ze hebben zelf alles verloren. Hun schip, het vermogen, en alle familieleden. Ze hebben het er alleen levend afgebracht. Misschien hebben ze nog iets van hun bezittingen kunnen redden. Je kunt dus niet van hen
11
verwachten, dat ze zich enthousiast met mij bezig zullen gaan houden, of voor mij zullen gaan zorgen.' Vyrner tikte met de nagels van zijn vingers tegen zijn voortanden. Toen hief hij de beker op en het meisje schonk de zwarte hete koffie uit de kan in. 'Het wordt tijd,' mompelde hij, 'dat ik naar de commandocentrale terugga...' 'Mag ik hier blijven en wat naar muziek luisteren?' vroeg ze zachtjes. 'Ik zal de deur op slot doen. Datras zit me achterna.' 'Pegamoi Datras II zit jou achterna?' vroeg hij verbluft. Ze knikte. Hij begon luidkeels te lachen. Ineens bonkte iemand op de deur. Rustage verstomde en riep: 'Binnen!' Het waren Ingrain Dilgant, de Anti, Gooz-B en Aptant Khyn, de Ara-arts. Ze stroomden de kamer binnen en begonnen meteen door elkaar heen te praten. 'Die vette Barniter beweert, dat hij recht heeft op een speciale behandeling, omdat hij van de Terranen afstamt,' blèrde Dulgant. 'En als ik hem vertel, dat we allemaal in hetzelfde'; schuitje zitten, dan durft hij nog te, beweren, dat het een Terraans schuitje is en als er dan iemand op een bijzondere behandeling recht heeft, dit wel...' 'We zijn toch zeker geen bedelaars,' schreeuwde Aptant Khyn met overslaande stem. 'Wij zijn hooggekwalificeerde artsen en als het zo doorgaat, dan zullen we die vetklomp binnenkort moeten behandelen omdat hij zich doodvreet en zuipt. En dat allemaal ten koste van ons, want hij vreet minstens vier keer zo veel als wij. Hij gedraagt zich trouwens als een beest en dan...' De Barniter stond trillend in de deuropening, hief zijn korte vette armpjes op en schreeuwde jammerend: 'Natuurlijk heb ik het recht! Ik ben een nakomeling van de Terraanse kolonisten uit het Ricolt-systeem! Aan mijn verstand hoeft men niet te twijfelen. Daar gebeurt niets mee! Ik ben, niet zoals die andere idioten hier! Ik moet alleen veel eten om in leven te blijven! JULLIE HEBBEN HET RECHT NIET OM MIJ DIT TE ONTZEGGEN. Tenslotte zijn jullie aan boord van een ter...' Argoli keek naar de Terraan. Navigator Vyrner stond met zijn rug tegen een kast aan, had de lippen op elkaar geperst en de ogen half gesloten. Hij had de armen over elkaar geslagen. De middelste magneetknoop van zijn hemd stond open. Op de slapen van de man werden de adertjes duidelijk zichtbaar. Toen opende Vyrner de mond, haalde diep adem en schreeuwde toen met een geluidssterkte, die de drie andere mannen meteen het zwijgen oplegde. 'Stilte, stelletje idioten!' Ze schrokken en weken achteruit. Zachtjes en met een scherpe stem ging Vyrner verder: 'Ik ben het zat. Het zit me tot hier vanaf het vertrek. Van nu af aan zullen we een aantal nieuwe regels invoeren en wie het er niet mee eens is, verlaat het schip. Met een jet of hij gaat naar de eerste de beste planeet, die ik ontdek.' 'Maar...,' probeerde de Barniter met een trillende stem te zeggen. 'Niets maar,' zei Vyrner. 'Op de eerste plaats gaan jullie nu allemaal iets doen. Jij, Gooz-B, gaat naar het magazijn en controleert aan de hand van onze vrachtbrieven de lading. Dat geldt ook voor de voorraden. En als ik zeg lading en voorraad dan bedoel ik alles! En wee, als ik ontdek, datje ook maar een plasticschroef bent vergeten. Is dat duidelijk?' De hangkin van de Barniter trilde protesterend. 'Ik ben hier niet om te werken, hoor!' Hierdoor verloor Vyrner zijn laatste beetje geduld, dat toch al zo zwaar op de proef was gesteld. Hij trok zijn rechterhand onder het jack vandaan en schoot Gooz-B in de arm. De Barniter gilde krijsend.
12
'Je bent, als de verlamming van de arm is weggetrokken, weer van harte welkom,' zei Vyrner sarkastisch. 'Maak, dat je wegkomt! De vrachtbrieven liggen in de centrale op de kaartentafel. Vooruit! Schiet op!' Kreunend verwijderde de Barniter zich. Hij bleek verbluffend snel te kunnen zijn. Vyrner keek de Ara-arts aan. 'Luister, Aptant Khyn,' zei hij zacht. 'Ik wil me niet als directeur gaan gedragen, maar vanaf dit ogenblik krijgt iedereen aan boord een vaste taak toegewezen.' De Ara keek hem met grote ogen aan. 'Ja?' 'U inspecteert onze ziekenboeg, de voorraad medicamenten en de apparatuur. Ik verwacht van u, dat we wederom een uitstekend functionerende ziekenboeg zullen krijgen voor het geval, dat we er een nodig mochten hebben. Is dat duidelijk?' De Ara knikte zwijgend. 'En u kunt tegen uw vriend Majie Obardo zeggen, dat hij een plan, dat ons in staat zal stellen om met de Maahk te communiceren, uit moet werken.' 'Ik zal het doorgeven. Mag ik nu gaan?' 'U moet gaan!' 'En ik kan zeker de toiletten schoon gaan maken, hé?' vroeg de Anti opstandig. Vyrner grijnsde onbeschaamd. Op dat idee was hij nog niet gekomen. Maar het beviel hem wel. 'Inderdaad,' zei hij. 'U en uw beide collega's zijn voor het onderhoud en de reinheid aan boord van het schip verantwoordelijk. Reinigingsmiddelen en poetslappen kunt u naar eigen inzicht gebruiken. Dat geldt ook voor reinigingsrobots. En denk er aan, dat alles glimt en blinkt, dat geldt ook voor de machines in de hangarsluizen. Als u dat niet bevalt, dan staat het u vrij het ruimteschip te verlaten.' De Anti scheen zijn oren niet te geloven. 'In een ruimtepak?' vroeg hij grijnzend. 'En in een vrije val?' 'U zegt het maar en als het aan mij gelegen had, dan schuif ik u wel naar buiten toe. U gedraagt zich of u verlaat het schip. Zo eenvoudig is het. Bovendien is het schoonmaken van het schip iets, dat voor ons allen van belang is.' Zwijgend verliet de Anti het vertrek. 'Dat heb je goed opgelost!' zei het springermeisje. 'Ach je leert zo het een en ander, nietwaar,' mompelde de Terraan. Op dat moment verliet het schip de lineairruimte. De Maahk begon weer amok te maken, te schreeuwen en te razen en twee van de Anti's begonnen wartaal uit te slaan. Toen sloeg de automatische radarapparatuur alarm. Vyrner hief groetend zijn hand op, glimlachte en verliet de cabine. Hij rende de gang in. Achter hem sloot Argoli het schot zorgvuldig af en ze slaakte een diepe zucht. 4. Op het panoramascherm van het Explorerschip werden de sterren weer zichtbaar. De materiebrug, een aanduiding voor de lange gasnevel, die door de daarachter liggende sterren werd verlicht. De ontelbare sterren, die op onregelmatige afstand van elkaar als een keten van verlichte boeien tussen de kleine melkweg Nubecula Major en de melkweg van de Terranen stond. En ergens daarachter, Sol en Terra. Wycliff Calembour liet het schip met 98% van de snelheid van het licht door de ruimte razen, drukte op een knop en zei in de microfoon: 'Radarafdeling, mag ik een random-analyse?' 'Begrepen, commandant. Wordt meteen voor gezorgd.' De instrumenten begonnen te functioneren. Radarimpulsen flitsten door de ruimte en door een zorgvuldig uitgewerkt programma bewogen de radarantennes zoadat er een kogelvormig gebied om het schip werd afgezocht. Elk voorwerp, dat zich binnen het bereik
13
van deze impulsen bevond, werd afgetast en onderzocht op energiestraling of de aanwezigheid van grote metalen voorwerpen. Een poos gebeurde er niets, toen op het moment, dat de antennes in de vliegrichting werden gedraaid. 'contact, commandant!' 'Specificatie, alsjeblieft!' Een monitor ging aan en een paar seconden later konden de mannen in de centrale de gegevens op het scherm zien staan. 'Een ruimteschip, sir!' Calembour keek naar de gegevens en zei halfluid: 'Een schip, niet erg groot en het schijnt onlangs uit de lineairruimte te zijn gekomen en vliegt met een snelheid, die iets onder de snelheid van het licht ligt. Geen direct gevaar voor een botsing, maar het vliegt wel regelrecht op de Grote Wolk van Magalhaes af. Radiokamer!' 'Ja, sir? Frequentie?' 'Vlootfrequentie en alle andere frequenties, die door Terraanse schepen worden gebruikt. Hierdoor wordt onze keuze al beperkt.' Calembour liet de microfoon weer los en bestudeerde de monitor, waarop de gegevens van de radarcentrale stonden. 'Begrepen!' antwoordde de radiokamer. Toen verliet het bericht de antennes van het Explorerschip. 'Hier Terraans schip EX-8989. Wij roepen het ruimteschip, dat op tegenovergestelde koers ligt, op ... Verzoeke contactopname. Over! Hier Terraans schip...' Er verstreken een paar minuten. 'Of ze zitten daar te slapen of ze willen helemaal niet antwoorden!' merkte Calembour op, waarna hij aan de knoppen van de zender begon te draaien. Het bericht werd een aantal keren herhaald en als de antennes van het andere schip niet defect waren geraakt, dan zouden ze het bericht van de EX-8989 moeten, kunnen ontvangen. Tenslotte werd de oproep beantwoord. 'Hier Terraans vrachtschip Gerardus Mercator. Probeert u ons te naderen voor een rendezvous. We hebben hulp nodig en beschikken over voor u van vitaal belang zijnde informaties.' De piloot en de commandant keken elkaar verbaasd aan. 'Informaties?' vroeg Wycliff langzaam. 'Wat heeft dat te betekenen?' 'Ik zou het niet weten!' Ze wachtten en toen greep de commandant de microfoon weer. 'Over welke informaties heeft u de beschikking, Mercator?' vroeg hij. Een ruwe, geïrriteerd klinkende stem gaf hem het antwoord. 'Wij komen uit de melkweg. Maar er heerst kennelijk op alle planeten een onbeschrijfelijke chaos. Ik vertel het u nog wel... we moeten eerst een ontmoetingspunt afspreken, zodat we aan een rendez-vous manoeuvre kunnen gaan denken.' Wycliff Calembour voelde een ijzige kou om zijn hart slaan. Aan boord een man met een xenofobie en in de melkweg een chaos. Wat bedoelde de commandant van dat vrachtschip eigenlijk? Wat voor een chaos? 'Rustig blijven, commandant!' mompelde de piloot. 'We zullen aan de manoeuvre beginnen en met de bemanning van het andere schip uitgebreid van gedachten kunnen wisselen. U weet toch, dat dit slag mensen altijd liegt om er zelf beter van te kunnen worden.' 'Ik weet het niet,' zei Calembour dof, 'maar ik heb het eigenaardige gevoel, dat die kerel de waarheid spreekt. Ik hoorde aan zijn stem, dat hij het serieus meende.' Wycliff haalde zijn schouders op en staarde naar het radarscherm. 'Radar?' 'Commandant? U wenst?' 'Jongens,' zei Calembour, 'houdt dat schip goed in de gaten en breng me meteen op de hoogte, zodra onze vriend zijn snelheid reduceert en aan de rendezvous manoeuvre begint.' 'Begrepen.'
14
Terwijl de commandant van de Explorer wachtte, kwam de psycholoog in de centrale, bleef achter de zetel van Calembour staan en hij vroeg tenslotte zachtjes: 'Heeft u Karrora ergens gezien? Weet u misschien waar hij zich bevindt?' Calembour draaide zich om. 'Nee!' zei hij verbaasd. 'Zit hij dan niet in zijn cabine? Een paar uur geleden zat hij daar nog, ik heb hem daar zelf nog zien zitten.' Wokan schudde het hoofd. 'Ik was net in zijn cabine om hem een injectie te geven. Hij was er niet. De dekens op zijn bed lagen door elkaar.' Wycliff Calembour slaakte een diepe zucht. 'Attentie!' zei hij, nadat hij op de knop van de intercom had gedrukt. 'Calembour aan iedereen! We zoeken Karrora! Hij is het laatst in zijn cabine gezien en heeft zich waarschijnlijk weer ergens verstopt. Probeer hem te vinden en breng hem dan meteen terug naar zijn cabine. Einde bericht!' 'Bedankt, boss!' zei de psycholoog. Hij verliet de centrale en op de radarmonitors konden de mannen zien, hoe de Gerardus Mercator langzaam van koers veranderde en naar het punt, waar de geprojecteerde vluchtbanen van de beide schepen elkaar raakten, vloog. De schepen waren iets meer dan vijf lichturen van elkaar verwijderd en tenslotte zei de commandant: 'We voeren een korte lineairsprong uit en vallen vlak voor het ontmoetingspunt terug op het normale ruimtetijdvak. Daar stoppen we. Begrepen?' De piloot wees naar de zender. 'Brengen we het vrachtschip van de manoeuvre op de hoogte?' vroeg hij. 'Natuurlijk.' 'Hier EX-8989, Gerardus Mercator', zei de commandant even later in de microfoon. 'We voeren een korte lineairmanoeuvre uit. Op het ontmoetingspunt vallen we terug op het normale ruimtetijdvak en daar wachten we dan op de rendez-vous manoeuvre. We wachten met spanning op het nieuws, dat u voor ons in petto heeft. Einde bericht.' 'Dat begrijpen we maar al te goed, EX-8989,' zei een stem uit de luidsprekers. 'We vliegen naar het ontmoetingspunt toe en komen dan naar u toe. Wij kampen met ontelbare problemen. Einde bericht.' Wycliff voelde zich ongerust worden. Hij vermoedde niet, wat men hem zou gaan vertellen. Maar hij dacht wel aan de mogelijke gevaren, die inmiddels een serieus probleem voor de melkweg konden zijn geworden. De man aan boord van de Mercator scheen beduidend meer te weten dan hij had losgelaten; dat hield in, dat het gevaar groter was dan Wycliff het zich voor kon stellen. 'Vervloekt!' fluisterde Calembour. Hij voelde de paniek in zich opwellen. Hij was niet bang voor het gevaar, als hij maar wist, wat het was. Maar hier kon hij zichzelf niet eens vaag voorstellen, wat er aan de hand was. Hij beheerste zich met moeite en zei langzaam: 'Wat zou er gebeurd zijn? De melkweg, heeft hij gezegd, die is enorm groot en een conflict kan toch nooit een hele melkweg beslaan! Dat is absoluut onmogelijk.' 'Niets is onmogelijk!' antwoordde de piloot, terwijl de bemanning het schip doorzocht om Skytho Karrora te vinden. 'Geduld is een schone zaak, commandant! We zullen moeten wachten totdat we met de kapitein van dat vrachtschip hebben gesproken. Uw fantasie maakt het probleem misschien groter dan het is!' Calembour ondersteunde zijn hoofd met de beide handen en knikte instemmend. 'Vermoedelijk heeft u gelijk,' zei hij. De schepen raasden door de lineairruimte naar een coördinaat in de normale ruimte toe. De Explorer naderde langzaam maar zeker de kritieke grens, die met de buitenste randzone van de melkweg identiek was. Het vrachtschip verliet deze randzone en raasde in de richting van de sterren van de Grote Wolk van Magalhaes. De beide sterrenstelsels stonden ruim zevenenveertig kiloparsec van elkaar verwijderd.
15
Het punt, waar de beide schepen elkaar zouden ontmoeten, lag ongeveer vijf parsec van een imaginaire lijn verwijderd. Deze lijn ontstond, als men de sterren aan de randzone van de melkweg met een rechte lijn met elkaar verbond. Er verstreek enige tijd en de commandant voelde het onbehagen in zich gestaag groeien. Dertig minuten na het tijdstip, dat het schip voor de korte lineairmanoeuvre uit het normale ruimtetijdvlak was verdwenen, nam de psycholoog via de intercom contact op met de commandant. 'Wycliff, kunt u naar de cabine van Karrora komen?' 'Heeft u hem gevonden?' vroeg Calembour ongerust. 'Ja. Meer dood dan levend. Komt u?' 'Natuurlijk.' Toen Wycliff zijn vriend met gesloten ogen op het bed zag liggen, voelde hij weer medelijden en woede in zich opwellen. Skytho Karrora lag onder een zuurstoftent, had een nauwelijks merkbare ademhaling en leek door het effect van de medicamenten, die men hem meteen had toegediend, versuft. Nog steeds of altijd nog bevond hij zich in de wereld van de raadselachtige planeet. Zacht zei Wokan tegen Calembour: 'Hij had zich verstopt in een kist. Een acute aanval van xenofobie dan wel angst voor lege ruimtes. Hij had een uitdrukking van geluk op het gelaat, toen we hem ontdekten ondanks het feit, dat hij bewusteloos was.' 'Misschien kent onze vriend meer geluk dan wij denken, zei de commandant. 'Wacht maar eens, totdat we met de commandant van het vrachtschip hebben gesproken...' 5. De afstand tussen de beide schepen bedroeg slechts honderd meter. Ze dreven rond in de kosmische materie, die vrijwel onzichtbaar was. Een kleine rode zon verlichtte dit gedeelte van de materiebrug. Tussen de beide schepen had ongeveer een uur lang een beeldverbinding bestaan; nu klommen Calembour, Wokan, Cylvadas en Karsola in de speciaal uitgerust jet. De vier mannen hadden een ruimtepak aangetrokken. De helmen stonden nog open. Geen van de mannen sprak. Ieder hield zich met zijn eigen gedachten bezig. Sinds een kleine zestig minuten kwelden hen vragen, waarop ze geen antwoord konden geven. Vyrner, de navigator, had hen de waarheid verteld. 'Vooruit,' zei Calembour, 'we vertrekken!' Cylvadas, de piloot van de jet, knikte en schakelde de motoren in. De interne sluis gleed weg, het licht in de hangar ging aan en de zware sluisdeuren van de buitenkant schoven langzaam uit elkaar. De jet gleed voorzichtig uit het verlichtte vertrek, vloog behoedzaam door het vacuüm tussen de beide ruimteschepen en naderde de geopende sluis van de Gerardus Mercator. 'Ik kan het gewoonweg niet geloven, mompelde Karsola. 'De hele melkweg, iedere planeet, elke basis in de ruimte, bijna alle wezens... versuft! Ik geloof het niet!' Calembour zweeg. Achter de jet gleden de sluisdeuren dicht. Het signaal voor het aanpassen van de druk werd gegeven en tegelijkertijd met de vier mannen van het Explorerschip kwamen een Barniter, een Terraan en een Anti de hangar in. De zeven personen begroetten elkaar, toen zei de Terraan, die de ruimtevaarders als navigator Rustage kenden: 'Welkom aan boord van een schip, dat tekenend is voor de situatie van de melkweg, mijne heren.' 'Bedankt,' zei Wycliff. 'U schijnt een eigenaardig gevoel voor galgenhumor te bezitten.' Vyrner knikte, terwijl hij de gasten voorging.
16
'U heeft tenslotte niet een paar duizend lichtjaren lang de zorg gehad over een bemanning, die uit kinderen bestaat!' zei Vyrner verwijtend. Ze namen plaats om een grote tafel, die in de mess van het vrachtschip stond en keken elkaar een poos besluiteloos en afwachtend aan. 'U bent dus van Lepso gevlucht,' stelde Calembour vast. 'En hoe komt u aan de informaties om te kunnen beweren, dat de hele melkweg versuft is geraakt?' Vyrner sloeg met de vlakke hand op de tafel. 'Misschien moet u uw ontvanger maar eens inschakelen,' zei hij luidkeels. 'Het kanaal van de vloot of een van de gebruikelijke hyperfrequenties. De hele melkweg gonst van de SOSberichten, Bovendien hoef ik geen genoegen te nemen met uw aantijging! Dacht u nu echt, dat er voor mij een reden bestaat om tegen u te liegen?' Korvey Wokan mengde zich in het gesprek. Hij hief een hand op en zei: 'We beweren niet, dat we u niet geloven, Vyrner. Maar wat u zegt, klinkt zo afschuwelijk, dat het voor ons ongeloofwaardig lijkt.' 'Ik kan u daarin geen ongelijk geven!' zei Vyrner. 'Als we ons niet uit de verderfelijke invloed van die vervloekte straling hadden kunnen verwijderen, dan zou ik u nooit twee Anti's, een Siganees, een Maahk en een navigator hebben kunnen voorstellen. De laatste heeft echter last van zijn zenuwen en de rest is zo goed als ontoerekeningsvatbaar te noemen.' 'Wat zijn dat voor misdadigers,' zei Cylvadas, 'die hiervoor verantwoordelijk zijn?' De commandant schudde het hoofd. 'Trek in hemelsnaam niet meteen een verkeerde conclusie,' zei hij. 'We moeten ons losmaken van het oude en verkeerde patroon, want het is niet gezegd, dat de mens of het wezen, dat dit heeft veroorzaakt, daadwerkelijk onheil wilde aanrichten. Ook de wezens, die onze vriend Karrora in hun zeden hebben ingewijd, wilden ons misschien alleen maar helpen. Ze hebben zijn verstand vernietigd, zonder het te willen. En om ons te helpen, hetgeen niemand betwijfelt. Vermoedelijk is deze straling, die een "versuffing" veroorzaakt, ook een onverwacht effect van een ander proces. Ik weet het niet, maar we moeten er op letten niet alles, wat niet Terraans is, meteen te veroordelen. Het is niet gezegd, dat een vreemde cultuur agressief of kwaad aardig is.' 'Dank u voor deze uiteenzetting,' zei Karsola, 'maar ik ben van mening, dat we een testvlucht zouden moeten maken. We beschikken immers over een speciaal uitgeruste jet.' 'Dat is een mogelijkheid, Vyrner! Wilt u ons misschien vertellen, wat u heeft ontdekt? Zou dat gaan?' 'Natuurlijk!' zei de navigator. Hij dacht een paar seconden ingespannen na en realiseerde zich, dat dit kleine schip eigenlijk een prachtig schoolvoorbeeld was geweest. Rhodan had het telkens geprobeerd en het was hem nooit echt en lang gelukt, namelijk de diverse planeten, waarop nakomelingen van Homo sapiens leefden samen te voegen tot een groot politiek systeem. Om nog maar te zwijgen van de andere volkeren van deze melkweg. Iedere planeet, elke kleine zelfstandige economische eenheid en zeer zeker de machtsbewuste politieke groeperingen streefden naar totale onafhankelijkheid. Slechts de handelsbetrekkingen vormden nog een soort losse band, die tussen de planeten bestond. Het schip had een schoolvoorbeeld kunnen worden hoe leden van verschillende volkeren met elkaar in een kleine groep iets hadden kunnen bereiken, omdat de groep onder druk had gestaan en men zich in een noodsituatie had bevonden. En wat was er gebeurd? Niets. Eerder een schril contrast. Elk lid van de bemanning kampte met problemen en uitgerekend een Terraan voelde zich aangetrokken tot een springermeisje. Maar dat had niets met politiek te maken, het lag eerder op het erotische vlak. Niemand vertrouwde zijn naaste. Zelfs de Siganezen schenen bang te zijn voor het moment, dat ze kleur moeten bekennen.
17
'Als u niet kunt geloven, wat ik u heb verteld,' zei Vyrner, 'dan laat u een verkenningsvlucht door uw jet uitvoeren. Ik zou echter wel een speciale afstandbesturing of een tijdmechanisme inbouwen, zodat u de jet kunt terug halen. Eenieder, die niet immuun is...' 'Waarom bent u immuun?' vroeg Calembour. 'Schedelbasisfractuur. De Barniter is immuun, omdat de hersenen van deze veelvraten mentaal gestabiliseerd zijn. Maar elke persoon, wiens hersenen niet geprepareerd zijn of die niet immuun is, verliest in de melkweg of in de buurt van een gemanipuleerde zon zijn verstandelijke vermogens en wordt min of meer een kind.' 'Wycliff,' zei de psycholoog. 'Ik zou het met de jet kunnen proberen. Door een tijdmechanisme, dat de terugkeer regelt, lijkt me er vrijwel geen risico aan verbonden. Zodra ik in de buurt van een zon kom, geef ik mezelf een paralyse-injectie.' 'Voor mijn part,' zei Calembour zacht. 'Wacht! Nu nog niet! We moeten eerst te weten zien te komen, wat we allemaal nodig hebben. Overigens, Vyrner, onze radioapparatuur is enkel nog maar te gebruiken voor ontvangst over relatief geringe afstand.' De navigator knikte begrijpend. 'In ieder geval is de Grote Wolk van Magalhaes niet getroffen door het stralingseffect,' merkte de commandant van de Explorer op. 'Nog niet,' corrigeerde Rustage hem. De commandant keek hem met gefronste wenkbrauwen aan. 'U vreest het echter?' 'Ik ben bang, dat ons nog het een en ander te wachten staat,' bevestigde Rustage. 'Goed, ik ga verder met mijn verhaal!' Hij vertelde over dat, wat hij van het begin van de ramp wist. In het kort schilderde hij de lotgevallen van de bemanningsleden en maakte de mannen van de Explorer duidelijk, wat hij allemaal had doorstaan. Toen, aan het einde van het verhaal, stelde hij voor, dat ze de verkenningsvlucht met de jet zouden moeten uitvoeren. Hij hoopte, dat ze op die manier het een en ander wetenschappelijk zouden kunnen registreren en misschien werd op die manier ook het bewijs voor zijn theorie over gemanipuleerde zonnen geleverd.' 'Beschikt u aan boord over een lange afstandsradar?' vroeg hij. 'Wij hebben alleen een standaardradar, zoals dat bij vrachtschepen gewoon is. Ons bereik is dus relatief klein en we hebben er weinig aan.' 'Ja. Wij beschikken over uitstekende apparatuur,' antwoordde Calembour. De mannen wisten zich geen raad. Voor het ene schip was het de vraag, of het zin had verder te vliegen naar de relatief onzekere veiligheid, die de Grote Wolk van Magalhaes bood. Voor de mannen van de Explorer lag het probleem iets anders. Als ze naar de Aarde zouden vliegen, dan vlogen ze zelf hun ondergang tegemoet. Moesten ze hier soms in de intergalactische ruimte blijven wachten? Of met het vrachtschip terugvliegen naar de Grote Wolk van Magalhaes om daar een Terraanse kolonie op te zoeken, er zich te vestigen en misschien een reddingsexpeditie voor de melkweg uit te gaan rusten? Het waren allemaal ideeën, die door de vertwijfeling in de mannen opwelden en ze waren allesbehalve steekhoudend te noemen. 'Wat staat ons te doen, vrienden?' vroeg de navigator van het vrachtschip zachtjes. De psycholoog wist raad. 'We beschikken beide over goed uitgeruste schepen. We zouden voorlopig op deze plaats kunnen blijven wachten.,' zei hij kalmerend. 'Waarop?' brieste Vyrner. 'Op niets,' antwoordde Wokan. 'Gewoon wachten en overleg met elkaar plegen. Misschien is het fenomeen van voorbijgaande aard en verdwijnt het effect na verloop van tijd automatisch. Ik meen, dat we een compromis tussen twee uitersten moeten zien te vinden.'
18
Vyrner dacht aan Argoli en knikte. 'Akkoord. Laten we nog maar wat wachten. Maar dat houdt in, dat elk lid van de bemanning iets te doen moet hebben en ik kan niet van de mensen hier aan boord verwachten, dat ze het schip voor de zoveelste keer schoon gaan maken.' Cylvadas wees met de duim over zijn schouder heen. 'Wij hebben meer dan genoeg werk voor honderd man! Catalogiseren, uitzoeken, verwerken en identificeren van allerlei voorwerpen, die we hebben ontdekt. Stuur maar gerust iemand naar ons toe. Rustage, we staan garant voor heel wat manuren, die bij menigeen het zweet van de rug zal laten afstromen.' Vyrner glimlachte sarkastisch. 'We zijn nog niet aan het einde van onze problemen, want ik kamp in mijn centrale met een specifiek probleem. Daar zit een Akoon, die rotsvast aanneemt, dat ik dit schip in handen van Terranen wil overgeven. Hij heeft een meisje bij zich als gijzelaar en speelt voortdurend met een geladen straalwapen.' 'We zouden hem van het tegendeel kunnen overtuigen,' mompelde Karsola. 'Goed. We wachten dus en maken met de jet een verkenningsvlucht. Akkoord?' vroeg Calembour. Iedereen knikte instemmend. Het was een geluk, dat Vyrner, toen hij naast Calembour en Karsola naar de centrale van zijn schip liep, dat men de invloedssfeer van de versuffingstraling had verlaten. Als een derde van de bemanning of ook maar een paar van hen weer als spelende kinderen door de gangen van het schip hadden gerend of als de Siganezen met hun zelfmoordinstinct telkens geprobeerd zouden hebben om hun collega's te redden, hetgeen nieuwe gevaren voor het schip opleverde, dan zouden ze hun plan misschien maar voor de helft hebben kunnen realiseren. Zelfs die helft zou waarschijnlijk slechts gedeeltelijk uitvoerbaar zijn geweest. De drie mannen kwamen in de centrale. De Akoon keek hen onzeker aan en zei: 'Jullie hebben een besluit genomen?' 'Ja,' zei Vyrner. 'Ik heb je toch gezegd, dat ik je nog eens aan een spies zou rijgen om je te roosteren? Dus stop dat wapen nu maar weg!' Langzaam liep Karsola naar de Akoon, die hierdoor het wapen op hem richtte. Op dat moment sprong Calembour tussen Falgur tan Gromand en het springermeisje in. Vyrner liet de Akoon zijn lege handpalmen zien en hij zei: 'Ik heb de intercom zo ingeschakeld, dat u in de centrale elk woord kunt verstaan. Ik ben nog steeds niet van plan om naar de melkweg terug te keren om u aan de autoriteiten uit te leveren ... want die bestaan waarschijnlijk niet meer.' Falgur was min of meer van plan geweest verzet te bieden, maar nu realiseerde hij zich, dat zijn manier van doen zinloos was. Hij liet het wapen zakken, schoof de veiligheidspal naar voren en haalde zijn schouders op. 'Akkoord,' zei hij. 'U heeft gelijk. Ik hoop, dat we ieder ons deel aan de expeditie met de jet kunnen bijdragen?' 'U kunt naar de hangar gaan en de buitenkant gaan oppoetsen!' suggereerde Karsola. Vyrner ging naar Argoli-Erion toe en sloeg zijn arm om haar schouders heen. 'Waar wachten we nog op?' vroeg hij. 'Van hieruit kunnen we niets doen,' antwoordde de commandant van de Explorer. 'Wie erin is geïnteresseerd, moet met ons mee aan boord van de Explorer gaan. Daar staat onze waarnemingsapparatuur. U bent nog steeds van plan om zelf te gaan vliegen, Korvey?' 'Ja, natuurlijk.' Nadat de navigator op een aantal knoppen had gedrukt en de bemanning via de intercom van de stand van zaken op de hoogte was gebracht, besloot ongeveer de helft van de personen mee te gaan naar het andere schip. Aan boord van de Explorer scheen het wachten minder eentonig te zijn. Terraanse Explorerschepen stonden bekend om hun meestal buitengewone bemanning, de exotische inrichting en ze oefenden een vrij grote
19
aantrekkingskracht uit op andere ruimtevaarders. 'En u?' vroeg Calembour. 'Ik ben op de eerste plaats hondsmoe en bovendien zou ik graag een half uurtje rustig met Argoli willen praten.' 'Ik geloof, dat ik daar wel oren naar heb,' fluisterde Argoli. 6. Voor Aptant Khyn was het uitbreken van de ramp op een bijzonder pijnlijk tijdstip gekomen: namelijk in de casino's van de hoofdstad, waar om alles, dat voor intelligente wezens van waarde kon zijn, werd gespeeld. Tegen de avond had de Ara-arts zijn vriend een seintje gegeven, zich netjes aangekleed en hij had zich naar het Orbana-kwartier laten brengen. Daar benam het kleurige, vrolijke en luidruchtige leven hem al binnen een paar minuten de adem. Dit opgelaten gevoel liet hem pas los, toen hij zich in een bar bevond. Hij dronk een paar glazen drank, die tegen een aannemelijke prijs te koop werden aangeboden. Toen keek hij een poos naar de gevechten, die in de arena's plaatsvonden. Hij schrok van de wildheid, waarmee de speciaal gekweekte beesten elkaar aanvielen. Nog meer schrok hij van de ongekende wildheid, waarmee de weddende massa's de vechtende dieren opzweepten, hun weddenschappen afsloten ... en hij verbaasde zich over de hebzucht en grofheid, die hij in de ogen van het grootste gedeelte van de toeschouwers ontdekte. Hij was weliswaar een arts met een eigen moraal, die ongetwijfeld veel te wensen overliet, maar dit tafereel vond hij bijzonder aanstootgevend. Hij ging weer terug naar de casino's en speelde wat mee zonder veel in te zetten. Hij won een paar honderd solar, verloor de helft en trakteerde zich tenslotte op een uitstekende maaltijd. Toen hij aan de geïmproviseerde mokkakoffie wilde beginnen, kwam er een meisje bij hem aan tafel zitten. Hij herinnerde zich het tafereel nog zo goed, alsof het zich honderd keer had afgespeeld. Ze zei: 'U heeft verstandige grote ogen, vreemdeling. Geschrokken?' Hij glimlachten en antwoordde: 'Ja, geschrokken. Maar mijn ogen zijn groot, omdat ik op dit moment iets moois zie.' 'Dan,' merkte het meisje koel op, 'is het vast niet onbeleefd als ik u vraag om mij te begeleiden.' 'Waarheen?' vroeg Aptant Khyn. 'Ergens. Ik wil wat gaan gokken en wil niet tijdens het spel lastig gevallen worden. Er zijn teveel dronken Terraanse ruimtevaarders. Vandaag is het hier wel heel erg.' De Ara schonk haar een vriendelijke glimlach en zei: 'Mijn faam als allround vechtersbaas is hier nog niet bekend, meisje. Ik heet trouwens Aptant. Aptant Khyn.' 'U bent aantrekkelijker dan uw naam,' stelde ze vast. 'Heeft u al betaald?' Hij knikte. 'Wat is uw probleem?' vroeg hij. 'Nieuwsgierigheid. Ik val op eigenaardige personen.' 'Gaat u mee?' vroeg hij. 'Ik heb nog honderd vijftig solar, die ik zou kunnen verspelen.' 'Ja, graag.' Ze liepen naast elkaar, terwijl ze probeerden meer van elkaar te weten te komen. Tenslotte stonden ze bij een speeltafel, waar men moest proberen om met negen dobbelstenen zo weinig mogelijk punten te gooien. Wie van de honderd keer gooien, waarbij zo weinig mogelijk personen deel konden nemen aan het spel, het minste aantal punten gooide, kon rekenen op tweederde van de inzet. De inzet bedroeg tien solar per persoon. Toen de dobbelstenen voor de tweede keer rondgingen - de eerste ronde hadden ze staan kijken gebeurde het. Een dikke vrouw met vuurrood haar, ongetwijfeld een lid van een springerclan, begon onnatuurlijk hoog te giechelen en ging met haar solarmunten zitten spelen. Ze zette de munten op elkaar en liet de stapeltjes weer omvallen. De croupier
20
schoofde fiches en munten wild over de tafel heen en mompelde woorden in een onverstaanbaar dialect. De andere gasten aan de tafel lachten, gaven elkaar als blinden geld en soms viel er iemand van zijn stoel. Een robot, die met een dienblad vol glazen voorbijliep, begon een pirouette te draaien. Eerst vlogen de glazen alle kanten uit over de lachende, lallende en giechelende wezens; toen knalden de glazen kapot en de gasten schreeuwden ontzet, toen ze door de scherven werden geraakt en men slaakte schrille kreten van pijn. 'Kom!' riep de Ara-arts gealarmeerd en greep de pols van het meisje. Hij werd geconfronteerd met iets, dat hij niet kende en het maakte hem bang. Hij wilde zo snel mogelijk weg zien te komen. Het meisje hield hem krampachtig vast en zei met een onnatuurlijk hoge stem: 'Ga niet weg, grote man! Speel toch met me! Kijk eens naar al die mooie kleine schijfjes. En al die andere kinderen, die zo vrolijk spelen.' Zonder iets te zeggen trok hij haar achter zich aan. Hij probeerde zich een weg naar buiten te banen. Langzaam veranderden de bewegingen van de personen op zich in een onbeschrijfelijke chaos, waarin door speelsheid het een en ander kapot werd gemaakt. Een gedeelte van de verlichting viel uit. De menigte begon te krijsen. Opnieuw wist hij een meter of tien verder te komen en zonder het te willen stapte hij bij een oude man op diens hand. Tenslotte op de trappen van het casino, rukte het meisje zich los. Terwijl hij de treden afrende en zich nog een keer omdraaide, bleef zij boven aan de trap staan en draaide zich toen ook om. Hij rende verder en toen hij beneden aan de trap bleef staan en naar het meisje zocht, was ze verdwenen. Rinkelend rolde een vijf solar-munt-stuk de trap af, viel op de straat en rolde, als een tol draaiend, weg. Als een weggeslingerde schijf, net een discus. De jet verwijderde zich van het ruimteschip en raasde met vlammende motoren de sterren tegemoet. De jet leek op een glimmend muntstuk. De Ara liet het hoofd zakken; hij kon het beeld op de monitor niet meer verdragen. Hij begroef zijn haarloze smalle kop in Zijn armen en kreunde: .'Waarom ben ik, uitgerekend ik normaal gebleven? Waarom ben ik niet gewoon een kind?' Het was een oude vraag, die hij zichzelf stelde, maar voor hem was ze nieuw en interessant. 'Wat is er met u aan de hand, Khyn?' vroeg een bemanningslid van de Explorer. 'Slechte herinneringen aan Orbana op Lepso,' antwoordde Aptant Khyn zacht. 'Is het mogelijk, dat die jet de melkweg bereikt?' 'Ja,' liet Cylvadas weten. 'Het toestel werd speciaal voor de Explorer ontworpen en het beschikt over een langeafstandsmotor, waardoor het minstens dertig parsec door de lineairruimte kan overbruggen. Als men de reservemotor gebruikt, dan wordt het nog meer. We hebben dat toestel nauwelijks benut.' 'Dat is een hele geruststelling,' zei Khyn. 'De psycholoog zit aan het stuur?' 'Ja, alleen.' Khyn streek over zijn hoog voorhoofd, alsof hij hierdoor zijn problemen kon verdrijven. 'Luister eens ...,' vroeg hij, 'zou ik de commandant kunnen spreken?' 'Ja, natuurlijk. Hij zit in zijn cabine. U kent toch de weg?' De Ara knikte, stond op en liet zich de weg, die hij moest volgen, nog eens beschrijven. Even later stond hij voor de deur, klopte en toen de commandant 'binnen' riep, ging Aptant Khyn naar binnen toe. 'Wat kan ik voor u doen?' Khyn glimlachte; het was een treurige meewarige manier van glimlachen. Deze man, zag Wycliff Calembour meteen, was oud en ervaren en hij maakte deel uit van een oud en ervaren volk, dat zich op de tweede fase van een lange weg bevond. Toch boden de Ara's hun kennis en ervaring meestal aan de tegenstanders van
21
Terra aan. Maar dat probleem speelde nu geen rol meer, omdat dit door de verschrikkelijk ramp niet meer van toepassing was. Nog niet, dacht Wycliff. 'Ik wilde u net vragen of ik iets voor u zou kunnen doen?' vroeg de Ara. Wycliff zocht naar zijn sigaretten. 'Voor mij? Zie ik er soms ziek uit?' De Ara ging zitten, nam een sigaret aan en zei, terwijl hij een rookwolkje uitblies: 'Ziek van de zorgen, misschien vanwege uw eerste officier. Ik hoorde het toevallig in de centrale, toen men de jet klaar voor het vertrek maakte. Ik ben arts van beroep en weet dus van wanten. Mijn spullen liggen echter nog aan boord van de Mercator. Wat is er met uw vriend aan de hand?' De commandant lachte verbitterd. 'xenofobie. Misschien ook wel kosmo-fobie. Ik weet het niet.' De arts fronste zijn wenkbrauwen. 'Wacht eens ...,' zei hij. 'Het eerste is de angst voor open ruimtes, terwijl het andere de angst voor elke vorm van te definiëren vlakken, dus ook het ruimtetijdvlak, is.' 'Inderdaad. Zou u hem kunnen helpen?' De arts haalde zijn schouders op. 'Ik zou hem toch eerst moeten zien, commandant Calembour,' zei hij. 'Laat dat "commandant" maar achterwege,' zei Calembour vermoeid. 'Als het waar is, dat de hele melkweg is versuft dan hebben militaire rangen of benamingen ook geen zin meer. Noem me maar Wycliff of gebruik mijn roepnaam, Why.' 'Zou ik hem dan mogen zien, Wycliff?' vroeg de Ara. 'Natuurlijk. Gaat u mee?' Twee leden van verschillende rassen liepen naast elkaar door de lege gangen van het Explorerschip. De helft van de bemanning sliep, de andere helft bezette de noodzakelijke posten en hield de vlucht van de jet in de gaten. De commandant wist niet beter, of Skytho Karrora lag met een lichte verdoving te slapen in zijn bed. De deur ging open. Donker. 'Ik doe het licht aan.' De verlichting van dit vertrek was aangepast en met donkergroene folie bedekt. Toen hij de schakelaar indrukte, baadde de lege kamer in het groene licht. In de zachte dekens van het bed stonden duidelijk de contouren van een menselijk lichaam afgetekend. Calembour draaide zich bliksemsnel om, rukte de schuifdeur naar het toilet en de kleine douchecabine open. Ook deze beide vertrekken waren leeg. 'Weg?' Calembour knikte langzaam. 'Ja, hij heeft zich weer eens verstopt. Dit is, geloof ik, de vijftigste keer. We zouden hem natuurlijk kunnen opsluiten of op een bed in de ziekenboeg vastbinden, maar zoiets doen we niet. Voor ons is het nog altijd een vriend. Het is voor ons al erg genoeg, dat we, hem elke keer moeten gaan zoeken om hem in zijn cabine terug te brengen. Ik zou ook niet weten, wat we anders hadden moeten doen.' 'Dat weet ik ook niet, Wycliff,' zei Ara vriendelijk. 'Ik heb hem nog steeds niet gezien. Laten we hem maar gaan zoeken.' 'Dat lijkt me iets, dat voor de hand ligt.' Wycliff nam contact op met de centrale en even later waren ruim dertig man bezig met het zoeken naar hun vriend. De zoekactie duurde twee uur. Toen verliet de jet de normale ruimte en bevond het toestel zich in de lineairruimte op weg naar de randzone van de melkweg. Tot op dat tijdstip had men ook een duidelijke radio-ontvangst van de jet en zijn omgeving, men zag zelfs een grote formatie, die schuin de melkweg binnendrong. Maar daar interesseerde zich nog niemand voor. Tenslotte zei Karsola: 'Wycliff... ik geloof, dat we met negen negentig procent zekerheid kunnen zeggen, dat onze patiënt zich in de jet bevindt. Arts en patiënt zijn dus weer bij elkaar.' Wycliff kreunde. Toen sloeg hij met zijn rechtervuist op een schot, waarna hij binnensmonds begon te vloeken. 'Ook dat nog! Kunnen jullie Wokan bereiken?'
22
'Nee, op dit moment niet. Hij keert pas over een uur op het normale ruimtetijdvak terug. En wat daar kan gebeuren, hoef ik u niet meer te vertellen.' 'Nee!' Opnieuw werd men veroordeeld passief toe te kijken. Het tergende wachten werd nu moeilijker gemaakt door de ongewisheid hoe de straling zich zou manifesteren bij de arts. Bovendien maakte men zich zorgen om Skytho. Hij zou vermoedelijks iets kapotmaken of zeker de psycholoog van diens werk afhouden. De hele moeizame opgebouwde theorie over veiligheid en voorzorgsmaatregelen werd ineens teniet gedaan. Met het vrijwillige paralyseren van een injectie zou de arts waarschijnlijk niet mee toekomen. Tenslotte, toen de machteloosheid in doffe wanhoop dreigde om te slaan, zei de chef van de radarcentrale van de Explorer: 'Als u op de monitors kijkt, dan kunt u dat, wat in de radioberichten als de "zwerm" wordt omschreven, zien!' Ze zagen schuin het langgerekte vurige rad van de melkweg, dat aan weerszijden van de monitors smaller werd. Ze zagen ook, zwak, de waterstofring in het galactische middelpunt. Nog zwakker en onduidelijker zagen ze het voorwerp, dat er als een langgerekte, absoluut onregelmatig gevormde streep met een bleke structuur uitzag. Het scheen als een reusachtige blaas schuin onder de eclips te zitten. Voor een deel zat het al tussen de sterren en ontrok zich hierdoor aan de toeschouwers, voor de rest zweefde dit vele lichtjaren omvattende voorwerp in de intergalactische ruimte, tussen de sterren en gloed van sterrenvuren in de melkweg. 'De zwerm!' mompelde Calembour. 'Nu geloof ik alles, wat Vyrner Rusta-ge ons heeft verteld!' 7. Vyrner, een rauwe bonk, wiens hart vol was van het zakendoen, was op deze gevoelige plek goed geraakt. En dat uitgerekend door een vrouw. En dan hem! Hij kende immers de meest avontuurlijke havens en de beste en duurste adressen. Tenslotte verdiende hij goed en hij kon zich permitteren zich te gedragen zoals het hem bekoorde. 'En plotseling is er niets meer goed. Verdomme!' vloekte hij binnensmonds om het meisje niet wakker te maken. Hij stond op, liep naar de douchecabine, die naast de woonkamer zat. Onlangs was hij nog navigator geweest en zijn privilege bestond gedeeltelijk uit de redelijke luxe, die hij aan boord genoot. Uit een klein koelvak haalde Vyrner een blikje vruchtensap, liet de inhoud in een glas lopen en ging toen op de rand van het bed zitten, een brandende sigaret tussen de vingers. Hij bekeek het gelaat van het meisje. Ze werd wakker en keek hem aan. 'Je bent ongerust?' vroeg ze. 'Ja, ongerust is het juiste woord,' antwoordde hij zacht. Ze stak haar hand uit en legde hem op zijn knie. 'Waarom?' 'Onder ander over de Maahk, maar ook over jou,' zei hij. Ze keek hem verrast aan. 'Over mij?' Vyrner knikte. Op zijn gelaat waren diepe rimpels zichtbaar. 'Ja.' Terwijl de Maahk zwijgend en in elkaar gezakt in de overlevingstank zat en vermoedelijk honger leed; terwijl Skytho, Karrora en Korvey Wokan in de jet in de richting van de melkweg raasden en de bemanningsleden van de beide schepen met spanning op de resultaat van deze vlucht wachten en ondertussen het ding, dat men 'zwerm' noemde op de monitors volgde, had Vyrner Rustage zich moeten realiseren, dat hij zich inliet met een eigenaardig maar buitengewoon interessante intermenselijke relatie. 'We hebben elkaar toevallig
23
ontmoet,' zei Rustage. 'Je hebt tot nu toe nog niets aan mij gehad en ik betwijfel of je het in de toekomst zult hebben. Alleen ... hebben we elkaar gekust.' Langzaam streek ze de vingers door het prachtige rode haar en ze kwam overeind. Ze leunde tegen de achterwand van het bed en pakte de sigaret uit zijn vingers. 'Maakt het voor jou dan zo veel uit?' Hij haalde zijn schouders op en wist eigenlijk niet, wat hij daarop moest antwoorden. 'Ik heb dit nog nooit eerder meegemaakt,' zei hij onzeker. 'Kennelijk was ik tot nu toe alleen aan de meisjes in de kroegen van de ruimtehavens gewend.' Ze glimlachte en gaf hem de sigaret terug. 'Ik ben geen meisje, dat in de buurt van ruimtehavens rondhangt, skipper,' zei ze. 'En ik doe alles, wat ik leuk vind, uitsluitend vrijwillig.' 'Je houdt toch van me?' vroeg hij verontrust. 'Op dit moment wel,' zei ze. 'Maar probeer niet hierdoor jezelf rechten aan te matigen. Probeer me te begrijpen en vergelijk me niet al te veel met jouw normale publiek.' Hij knikte. 'Ik vrees, dat ik zo goed als geen keuze heb, Argoli,' zei hij aarzelend. Ze glimlachte. Vyrner wist niet, wat hij van haar moest denken. Ze hadden elkaar ontmoet, waarna er voor beide een bijzonder onaangename tijd aan boord van dit schip was aangebroken en ze hadden elkaar een paar uur geleden voor het eerst gezoend. En nu probeerde ze hem duidelijk te maken, dat dit een normale en logische gang van zaken was en dat hij geen aanspraak op haar diende te maken. Waar had ze het eigenlijk over? Wat voor rechten? Hij had niets gekocht en evenmin iets betaald, dat was waar. En een koper of huurder van een voorwerp had natuurlijk een zeker recht, misschien zelfs wel een vrij vast omschreven recht. Had ze dat soort recht soms bedoeld? 'Wat voor recht bedoel jij, Argoli?' 'Ik ben jouw bezit niet,' zei ze. 'Ik ben vrijwillig gekomen en op een bepaald tijdstip zal ik ook weer gaan. Op dezelfde manier, waarop ik ben gekomen. Wanneer? Dat weet ik nog niet.' Verlegen dronk hij de vruchtensap uit, trok zijn hemd aan en hij bleef naast de deur staan. 'Waar ga je naar toe?' 'Ik ga proberen of ik met de Maahk kan communiceren,' zei hij besluitloos. 'Misschien heeft hij iets nodig of kunnen we iets voor hem doen.' Ze zei, terwijl ze zich achterover liet vallen en de zachte dekens tot aan haar kin optrok: 'Ik wacht hier op je. Blijf alsjeblieft niet te lang in de laadruimte.' Nu snapte hij er helemaal niets meer van; eerst had ze hem te verstaan gegeven, dat ze zich niet als zijn bezit beschouwde of gehoor wilde geven aan eventuele rechten, die hij zich zou aanmatigen en nu vroeg ze hem niet te lang alleen te laten. Dat had hij nog nooit meegemaakt! Of... misschien ergens heel lang geleden tijdens zijn jeugd op Terra. Hij haalde zijn schouders op en verliet de cabine. Even later stond hij voor de tank, waarin hij de contouren van de Maahk ontdekte. Het vreemde wezen, groter dan twee meter tien en ongeveer anderhalve meter breed, zat onderuit in de tank, die een eigen luchtverwerkingsinstallatie bezat. Het compacte lichaam rustte op dikke benen. De Maahk droeg kleding, dat uit een soort metaalweefsel scheen te bestaan. Het wezen ademde in een temperatuur van meer dan negentig graden Celsius waterstof met een methaanachtige toevoeging en ademde ammoniak uit. Alle controlelampjes brandden, dus was er ook het communicatiesysteem geactiveerd. Vyrner drukte op de zoemerknop, nam het boek, dat de Ara hier had laten liggen en zocht naar de goede vertalingen. 'Kunt u misschien het licht aandoen,' zei Vyrner. 'Ik zou met u willen praten.'
24
De Maahks bezaten organen, waarmee ze geluid konden voortbrengen en het was mogelijk om akoestisch perfect met hen te communiceren. De Maahk bewoog zich en stak een arm uit. Het bovenste gedeelte van de overlevingstank werd verlicht. Nu zag Vyrner het vreemde wezen heel erg duidelijk. De armen van de Maahk waren zo lang, dat de handen tot op de knie reikten. Ze zagen er als elastische tentakels uit met dikke spier- en weefselbundels. Op de schouders zaten dikke bulten en aan elke hand zaten zes vingers. 'Wat wilt u, Terraan?' vroeg de Maahk. 'Hoe kom ik aan boord van dit schip? Dat heeft me tot op heden nog niemand kunnen vertellen.' Langzaam vertaalde Vyrner de zinnen; toen begreep hij ze. 'Er is niemand, die weet hoe u aan boord van dit schip terecht bent gekomen, Maahk. Wat ik u wilde vragen, is of u honger heeft of iets nodig?' De schedel van het humanoïde wezen reikte van de ene tot op de andere schouder. Het leek op een halve maan met vier ogen, die op de scherpe kam, die voor deze maanvormige kop karakteristiek was, zaten. Twee spleetpupillen aan weerszijden van de kop stelden dit wezen in staat om zowel naar voren als naar achteren te kijken. 'Ik was op Lepso voor een belangrijke zaak. Inmiddels weet ik, dat de planeet is versuft... en dat iedereen zich als een kind gedraagt.' 'Inderdaad,' beaamde Vyrner. Vervolgens vertaalde hij met enige moeite: 'Iemand heeft u aan boord gebracht. Toen ik weer aan boord kwam, stond de laadruimte open en uw overlevingstank stond in een hoek. Kan ik u ergens mee helpen?' Vier ogen keken hem lang en roerloos aan, toen zei de Maahk: 'Ik beschik voor nog een jaar over adembare gassen en de apparatuur in het onderste segment van de tank functioneert probleemloos.' Het stemgeluid, dat door de interne luidspreker en microfoon via een identiek systeem aan de buitenkant hoorbaar werd gemaakt, kwam uit een ongeveer twintig centimeter brede mond, die tussen het hoofd en de borst zat en waarin scherpe roofdiertanden zaten. Alle gewoon zichtbare stukken huid waren door kleine schubben, die dofgrauw van kleur bleken te zijn, bedekt. 'En hoe staat het met uw voedselvoorraad?' vertaalde Rustage. Opnieuw keek de Maahk hem een poos stilzwijgend aan, alsof hij er niet zeker van was of hij de Terraan wel zou kunnen vertrouwen. Toen zei hij: 'Als iemand van ons zijn planeet verlaat, dan neemt hij feitelijk afscheid van het leven. Ik heb dat niet gedaan, omdat ik terug moest komen. Uitgaande van uw tijdrekening heb ik voor ruim een jaar voedsel- en drankvoorraden bij me. Maar...' 'Ik luister!' zei Vyrner. 'Ik vrees, dat mijn energiecellen bijna zijn uitgeput. Ben ik erg tekeer gegaan?' 'Ik beschik slechts over normale scheepsstroom,' zei Vyrner. 'Ik kan u natuurlijk met elektriciteit via een kabel voeden. Op die manier sluit ik uw tank gewoon op ons stroomcircuit aan. Ja. U heeft zich als een stout kind gedragen en eigenlijk het leven van ons hier aan boord in gevaar gebracht. De atmosfeer, waarin u leeft, is voor ons dodelijk. Ik...' De Maahk onderbak hem. 'Ik beschik over de noodzakelijke apparatuur. U hoeft alleen maar een stroomgeleidingskabel aan te sluiten, ik heb op Lepso met een dergelijk systeem geleefd aan boord van een springerschip. Mijn tank beschikt over een aantal transformators.' 'Ik zal zien, wat ik kan doen,' beloofde Vyrner. 'Heeft u anders nog bijzondere wensen?' 'Ja,' zei de Maahk. 'Maar die zult u niet kunnen realiseren. Ik wil graag naar terug naar mijn thuiswereld.' Vyrner hief een hand op. 'In dat geval zou u weer in een onverstandig kind veranderen en over een fractie van uw huidige verstand gaan beschikken.'
25
'Ik leef liever tussen mijn rasgenoten als een kind dan hier aan boord van een vreemd schip door de intergalactische ruimte te dwalen,' merkte de Maahk na een minuut op. 'Misschien vinden we een manier om u toch te helpen,' zei Vyrner, alhoewel hij wist, dat hij deze belofte nooit gestand zou kunnen doen. 'Ik dank u, Terraan,' zei het vreemde wezen. Vyrner knikte. Toen haalde hij uit een magazijn een goed geïsoleerde sterkstroomkabel, stak de ene stekker in het stopcontact van de laadruimte en zocht toen met een zaklamp naar een passend contactpunt van de andere stekker. Hij ontdekte een klein luik en toen hij de dit open deed, zag hij drie aansluitingspunten zitten. Op een van deze punten paste de Terraanse stekker, die probleemloos over de contactpunten gleed. 'Gehaald,' zei Vyrner. 'Nogmaals mijn dank, Terraan!' zei de Maahk. 'Laat maar.' Vyrner bekeek de overlevingstank, die voor de helft was verlicht. In de nevel zag hij de eigenaardige gestalte. Hij dacht na en vroeg zich af, wat hem te doen stond. Ondanks het feit, dat hij er lang over nadacht, vond hij geen oplossing voor zijn vraagstuk. De thuiswereld van dit exotische wezen was te ver weg. 8. Tegen het middaguur van de elfde september dook de jet, die door Korvey Wokan werd bestuurd, uit de lineairruimte op. Wokan zat in de contourzetel, hield de loop van het automatische injectiepistool tegen de kom van de elleboog van zijn linkerarm gedrukt en wachtte met gekromde wijsvinger op het moment, dat het verwachtte effect van de straling merkbaar zou worden. Hij had zich de afgelopen uren telkens duidelijk voorgezegd, wat hem te doen stond. Hij bleef, zonder enige verandering, normaal. Nog, dacht hij, maak ik deel uit van de normale wereld. Hij legde het pistool opzij en drukte op een aantal knoppen. De zender werd ingeschakeld en op het commandopaneel van de jet, onder de dikke rand van het stuur, vlamde een kleine monitor op. Onduidelijk zag Wokan de commandant. 'Jet aan Explorer,' zei hij met een rustige stem. 'Alles in orde. Ik beschik nog volledig over mijn verstandelijke vermogens. Alle apparatuur voor de afstandsbediening en het controlemechanisme voor de terugtocht blijven net als voorheen ingeschakeld.' De stem van de commandant kwam vervormd en nauwelijks verstaanbaar uit de luidsprekers van de ontvanger. 'U bent normaal, Wokan?' 'Ja! Geen storingen! Alles in orde!' Toen riep de commandant: '...in het schip? Pas op! Wij ...zorgen ...verder!' De psycholoog draaide aan de zenderzoeker en schudde het hoofd. De verbinding was miserabel en hij moest nog een lineairsprong uitvoeren om in het gebied, dat door Vyrner als besmet werd omschreven, terecht te komen. 'Ik kan u niet duidelijk verstaan!' zei hij hardop. 'Wilt u luider spreken!' Hij wachtte. Terwijl hij de wijzers van de LED-meters van de ontvanger in de gaten hield, zag hij ineens opzij een tweetal rode lampjes vlak na elkaar opflakkeren en ineens weer uitgaan. Dat waren toch de controlelampjes van de... '... verder! In geen geval... snel! Doe dan toch wat! ... maken ons enorm ongerust... normale ruimte ... lineairfa... zwerm met de radar gelokaliseerd!' De psycholoog bleef zitten en dacht na. 'Ik heb het begrepen,' zei hij toen hardop. 'Ik begin meteen aan de volgende etappe!'
26
Vaag had hij echter het gevoel, dat hij het helemaal niet had begrepen. De opwinding aan boord van de Explorer scheen hem te groot te zijn, aan de andere kant realiseerde hij zich, dat het schip zich niet kon permitteren nog een man, die bovendien verantwoordelijk was voor de geestelijke begeleiding van een ernstig ziek bemanningslid, te verliezen. Met geroutineerde handbeweging drukte hij op een aantal knoppen, waardoor de motor wederom meer vermogen ging leveren en hij betreurde het feit, dat het radiocontact zo slecht was geweest. Na verloop van tijd begon hij aan de nieuwe lineairetappe. De sterren verdwenen achter de transparante koepel. Vanuit het binnenste van de jet hoorde Wokan het gestamp van de machines, het geklik van de relais en het gezoem van de talrijke servo-apparatuur. Wokan programmeerde de computer, zette een kanaal vanaf de autopiloot naar zijn slaapcabine open en wist, dat hij een uur voor het terugvallen op het normale ruimtetijdvlak zou worden gewekt. Op die manier had hij dan nog tijd genoeg om zich voor te bereiden op het eerste stadium van het terugvallen van zijn verstandelijke vermogens. Toen herinnerde hij zich de rode lampjes; ze hadden maar even geflakkerd, vermoedelijk was de verbinding met de afstandsbesturing net zo slecht als het radiocontact. Gelukkig beschikte hij over een terugkeermechanisme, dat met de koerscomputer was verbonden. Op het moment, dat de jet een bepaalde positie zou hebben bereikt, dan zou er een autopeiling van de sterren volgen. Bleek dan, dat ze de gewenste plaats hadden bereikt, dan zou de koerscomputer automatisch de terugvlucht programmeren en hij, Wokan, zou uiteindelijk weer als een volwaardige volwassene wakker worden.' 'Maar,' mompelde hij vol zelfironie, 'sinds wanneer kan een psycholoog zichzelf als volwaardig beschouwen?' Toen viel hij in slaap. Woedend van machteloosheid sloeg Wycliff Calembour met beide vuisten op het instrumentenpaneel. Toen vermande hij zich en riep: 'Kunnen we dan helemaal niets meer doen?' 'Nee!' zei Karsola dof. 'Niet, zolang de jet zich in de lineairruimte bevindt. Kennelijk heeft hij niet begrepen, wat we hem duidelijk probeerden te maken.' 'Zeer zeker niet,' beaamde Aptant, de Ara. Net als voorheen dreven de beide schepen naast elkaar. Het leven aan boord had zich min of meer genormaliseerd, in het bijzonder omdat de bemanning van de Explorer de bemanning van het andere schip meer dan voldoende werk had verschaft. Niemand verveelde zich, zeer zeker niet na dit ontnuchterende radiogesprek. 'Wat zouden we kunnen doen?' vroeg de Barniter en slurpte een liter vruchtensap met honing op. Hij had geklaagd over een schram in zijn nek en toen had de Ara hem glimlachend dit 'medische' advies gegeven. 'We zouden kunnen blijven wachten!' mompelde de telegrafist. Dat konden ze doen, maar het maakte het er alleen maar erger op. 'Ik kan u voorspellen,' zei Vyrner Rustage, die alles via de beeldverbinding had kunnen volgen, 'wat er gebeurt.' 'Laat dat maar!' riep Calmbour hem toe. 'Dat weten we zelf ook wel, hoor!' Dit zou er zich over een paar uur gaan afspelen: De jet viel dankzij de automatische besturing precies volgens het plan terug op het normale ruimtetijdvak. De sterren verschenen en tegelijkertijd zou de psycholoog een kind worden. Als het hem lukte zich te paralyseren, dan bestond er hoop de beide mannen en het ruimteschip terug te kunnen halen. Als hij zich nauwelijks paralyseerde, dan kon hij geen verkeerde dingen doen. Hij niet. Gelukte het hem echter niet zich te paralyseren, dan zou hij
27
misschien de afstandsbesturing uit kunnen schakelen of op de verkeerde knoppen kunnen drukken. Misschien activeerde hij zelfs wel in zijn onwetendheid het zelfvernietigingmechanisme van de jet. Wat was er eigenlijk met zijn ontvanger aan de hand? En dan... Dan was er ook nog de voormalige eerste officier. Hij zou inmiddels het effect van de verdovende medicamenten te boven zijn gekomen. Wat hij ging doen, kon niemand voorspellen, maar het aantal mogelijkheden aan boord van de kleine jet was relatief beperkt. Misschien verstopte hij zich nog een keer, kwam hierdoor misschien om het leven maar hij kon net zo goed op een aantal knoppen gaan drukken. Het resultaat hiervan was iets, waaraan men nu niet durfde te denken. Men hoefde alleen maar vijf en vijf bij elkaar op te tellen. Dat deden de wachtende mannen en ze kwamen tot de verrassende conclusie, die echter, ondanks het feit dat ze correct was, haar eigen onlogische juistheid bezat. Men kon het zich eigenlijk niet goed voorstellen. 'En wat zijn die slimme Terranen nu van plan?' vroeg Pegamoi Datras II met een uitgestreken uitdrukking op zijn gelaat. 'Wilt u die jet niet terughalen of opblazen?' Hij week angstig achteruit, toen Cylvadas opstond, de vuisten balde en op hem afkwam. 'Bij Arkon!' hakkelde Pegamoi opgewonden. 'Ik stelde gewoon maar een vraag! Een onschuldige vraag mag men toch zeker nog wel stellen?' 'Liever niet!' raadde de man hem aan, waarna hij weer ging zitten. Ze wisten allemaal, dat hun zenuwen in de komende uren tot het uiterste zouden worden gespannen. Een jet, verloren? Twee vrienden, gedood, waanzinnig, hopeloos verloren? Het resultaat van het onderzoek, onbepaald? Langzaam verstreken de driehonderd minuten. De ene minuut scheen nog langer te duren dan de voorgaande. Niemand zei iets. Een paar mannen verlieten de centrale en toen even later de radiokamer liet weten, dat twee schakelpanelen door materiaalvermoeidheid waren doorgebrand en vervangen moesten worden, slaakte Calembour een diepe zucht. Dat soort dingen gebeurde altijd als men ze het minst kon gebruiken. Hij kon zich weer bewegen. Hij was weer in staat om zijn lichaam te voelen, zijn dunne spieren te controleren. Ineens moest hij zijn behoefte doen, plotseling, onafwendbaar. Hij bevond zich nu in een kleine kamer, waarin men de plastic onderdelen van de jet bewaarde. Hier had hij zich verstopt, zodat hij niets van de vrolijkheid, die van de andere wereld uitging, zou hoeven te missen. Bovendien moest hij oppassen dat zijn vrienden uit de tweede wereld hem niet in de gaten zouden krijgen, want ze zouden hem weghalen en naar zijn cabine terug hebben gebracht. Daar zouden ze hem dan weer gaan behandelen met hun injecties en medicamenten. Toen hij uiteindelijk zijn schuilplaats verliet, was er niemand te zien. 'Ik denk!' mompelde hij binnensmonds. Hij richtte zich op en verliet de eerste wereld, waarin hij zich bevond, nadat de planeetbewoners hem de weg hadden gewezen. Hij kende de weg naar de eerste wereld, die tot op heden niet alleen zijn maar ook de wereld van zijn vrienden was geweest. Maar ze lieten hem niet de hele terugweg afleggen, want ze hielden hem met hun medicamenten tegen. Hij deed de deur open. Toen stond hij in een min of meer rond vertrek, waaruit een aantal smalle schotten toegang verleenden tot kleinere vertrekken. Nu had hij de weg terug
28
naar de tweede wereld kunnen volgen, omdat hem dit niet meer door de medicamenten werd verhinderd. Hij voelde weliswaar, dat een soort dichte nevel hem nog van alles scheidde, maar hij beschikte desondanks over een groot gedeelte van zijn geheugen.
Hij liep verder, opende een schot, ging naar binnen en moest zich vasthouden aan een zuil, die uit op elkaar gestapelde apparatuur bestond, toen hij duizelig werd. Lange en dunne buisjes liepen vanuit de apparatuur naar het plafond en de wanden, waarin ze verdwenen.
29
'Ik weet het niet,' zei hij langzaam. Toen zijn vingers de tiptoetsen en schakelaars aanraakte, veroorzaakten ze een geheimzinnig proces. Een ander schot. Eindelijk, de douchecabine, het toilet. 'Ik herinner me het weer,' zei hij luisterend naar zijn stem, die door een kleurenpatroon van wolken en nevels zichtbaar gemaakt de eerste wereld indreef. Na een poos formuleerde hij een nieuw kleurenpatroon. 'Honger.' Even later stond hij in de kleine keuken en drukte, zonder na te denken, op een aantal knoppen. Binnen een ongelooflijk korte tijd had hij een kleine maaltijd met een hoge voedingswaarde klaargemaakt, dronk een paar van de diepgevroren en snel ontdooide bekers vruchtensap op en voelde hoe hij langzaam maar zeker weer op kracht kwam. 'Ik ken nu de weg naar de tweede wereld en de terugweg naar de eerste wereld!' Maar er waren nog vele andere wegen naar anderen werelden en die kende hij nog niet. Daarom was hij nog bang voor open ruimtes en de strakke structuur van de kosmos en de sterren. En nog steeds zag hij voor zijn ogen die nevel, waardoor hij niet in staat was om de dingen duidelijk waar te nemen. 'Geen honger meer.' Hij knikte naar zijn evenbeeld, toen hij een spiegelbeeld passeerde. Hij wist bijvoorbeeld niet, dat hij in de machinekamer op een stuk of twintig knoppen had gedrukt, waardoor het mechanisme voor de automatische terugtocht was ontregeld. Hij keek om zich heen en ontdekte, dat hij zich in een space-jet bevond. 'Een jet! Dus niet meer op het schip...,' mompelde hij. Hij liep verder, kwam in de antizwaartekrachtschacht terecht en wist zich zo veel te herinneren uit zijn verleden, dat hij zich afzette en zich onder de transparante koepel weer uit het aantrekkingsbereik van de verminderde zwaartekracht duwde. De cockpit was leeg. 'Ik moet rust en tijd hebben!' zei hij zachtjes. Hij verliet de cockpit weer, liep langzaam door de ringgang en verdween tenslotte in een lege donkere cabine. Daar ging hij in een hoek zitten, trok de knieën op en sloeg er de beide armen om. Toen ging hij verder na zitten denken. De nevel trok niet op, maar Skytho Karrora was in staat zich te realiseren, dat hij in geen van de beide werelden werkelijk thuishoorde. Desondanks... 'Ik denk,' zei hij, 'dus besta ik werkelijk. Besta ik echter, dan zijn ook de beide werelden echt. Dus ik ben niet ziek.' Dertig minuten later dook de jet uit de lineairruimte op. Binnen enkele seconden trok de nevel voor zijn ogen op. 9. Met een lichte schok dook het discusvormige ruimteschip uit het hoger gelegen ruimtetijdvak op. De sterren werden zichtbaar. Terwijl de psycholoog Korvey Wokan zich nog afvroeg, hoe snel de betekenis van de sterren zou kunnen veranderen en hoe snel ze dingen, die hij weliswaar als 'sterren' kende zouden worden, klonk het gesis van het injectiepistool. Het medicament had acht tot tien seconden nodig om zich met het bloed te vermengen en de hersenen te bereiken. Toen zakte Wokan onderuit, waarna hij ontspannen en rustig in de contourzetel bleef liggen. De jet raasde verder... en kwam binnen het bereik van een zon en binnen het bereik van de versuffende straling. Binnen enkele seconden was de psycholoog een volwassen man met het verstand van een kind geworden. 'Die vele sterren,' mompelde hij. Hij kon met enige moeite de nekspieren wegen en hierdoor het hoofd iets draaien. 'Alles is zo klein.' 'De sterren zijn zo klein, omdat ze zo ver weg zijn, Korvey.' zei iemand achter hem.
30
De psycholoog kromp in elkaar, maar de beweging kwam niet verder dan zijn ellebogen. Hij probeerde zijn hoofd te draaien om te kijken, wie er achter hem stond maar hij zag niet meer dan een schaduw. Maar hij kende die stem toch? Hij meende, dat hij hem meer had gehoord, een speelvriendje?' De schaduw bewoog zich achter hem. Tenslotte stond de schaduw naast hem, ging op het instrumentenpaneel zitten en was plotseling Skytho. 'Skytho!' zei de andere man verrast. Hij was echt verrast de vriend, met wie hij allang niet meer had kunnen praten, te zien. Maar Skytho klonk niet als een speelvriendje, maar als een volwassen man. Hij activeerde de ontvanger en ineens klonk de ruwe stem van een andere volwassene door de ruimte onder de doorzichtige koepel. 'Verdomme! Wokan! Laat toch eindelijk iets van je horen! Waar bevindt u zich, bent u nog normaal?' Korvey begreep niet, wat de man met deze vragen bedoelde. Een hand ging langs zijn gelaat, greep naar de microfoon en draaide het instrument negentig graden, waarna de man zei: 'Hier spreekt Skytho Karrora. Met wie spreek ik?' 'Hier is ... Skytho! Jij? Wat hebben ze met jou gedaan? Je bent gezond? Je hebt geen last meer van ... die aanvallen?' Skytho richtte zich op. De nevel voor zijn ogen was verdwenen. Al zijn herinneringen vanaf de dag, waarop hij met de planeetbewoners had gedanst, stonden hem duidelijk voor de geest. Hij wist, wat er was gebeurd en wat hij niet precies wist, kon hij zich wel voorstellen. 'Commandant Wycliff,' zei hij in de microfoon. Zijn stem klonk ondanks zijn uitgemergelde lichaam vastberaden en overtuigend. 'Er mankeert niets met mij. Maar Wokan ligt hier roerloos in een stoel en ik geloof, dat hij zijn verstand heeft verloren want hij gedraagt zich als een klein kind.' De commandant vertelde hem, wat er was gebeurd. Hij vertelde over de problemen van de Crazy Bird en de Mercator, maakte duidelijk, dat er een chaos in de melkweg was uitgebroken en dat de jet zich nu in de invloedssfeer van een geheimzinnige versuffende straling bevond. Voordat deze straling de psycholoog had kunnen aantasten, had hij zich met een verdovend middel ingespoten. En nu... 'Nu blijkt, dat de straling mij kennelijk helpt,' zei Skytho. Hij desactiveerde de automatische piloot. Dat scheen aan boord van de Explorer paniek te veroorzaken, want de commandant brulde: 'Wat doe je, Skytho?' 'Ik zorg zelf wel voor de rest. Bovendien heb ik een buitengewoon eigenaardige echo op mijn radiomonitor!' 'De zwerm, de zwerm, samen met het schip in de berm ...,' lalde de psycholoog vrolijk en wiegde het hoofd heen en weer. 'Dat is de zwerm. Kennelijk is hij op de een of andere manier voor die straling verantwoordelijk,' zei de commandant. 'Verander van koers, Skytho! Kom terug!' De man schudde resoluut het hoofd en zei halfluid: 'Nee!' 'Je komt terug! Die zwerm wordt onze ondergang!' brieste Calembour. 'Nee, Why! Ik ben gezond en zal binnen een dag weer helemaal op krachten zijn gekomen. Ik ga door en verzamel zo veel mogelijk bruikbaar materiaal voor jullie. Ik weet nu, wat het probleem is.' Hij keek naar de sterren en wachtte op het antwoord. 'Ik verbied je... nee, ik verzoek het je, Skytho! Kom met de jet en met Wokan terug, vooruit!' 'Nee, commandant. Het gaat om ons allemaal en ik zal er niet veel tijd voor nodig hebben. Verkeert de jet in optimale conditie?' 'Toen de jet vertrok, was er niets mee aan de hand,' zei Calembour. 'Haal in hemelsnaam geen rare dingen uit, Karrora!' 'Natuurlijk niet!' Met een harde klap schakelde hij. de ontvanger uit. Nu had hij alle ketenen van zich afgeworpen. Hij ging naast de psycholoog zitten, keek hem lang en zwijgend aan en toen begreep hij het. De straling!
31
Terwijl ze hem had geholpen, was het intelligentiepeil van Wokan gereduceerd. Wie had dat veroorzaakt? Wiens schuld was het? De jet raasde met iets minder dan de snelheid van het licht de sterren van de melkweg tegemoet. In een zijarm van deze melkweg stond de ster Sol. Uren verstreken. Ook Karrora zag de zwerm, de eigenaardige formatie, die schuin op het vlak van de melkweg toedreef. Hij dacht er over na, terwijl hij de jet met behulp van de handbesturing door het heelal dirigeerde. Wat was hun doelstelling? Wie waren die onbekende wezens? Een ding stond vast. Ze maakten deel uit van de eerste wereld. Ze waren voor iedereen of bijna iedereen, die met behulp van de menselijke logica probeerde te redeneren, onbegrijpelijk en vreemd. Maar wat ze deden, had voor hen geen betekenis. Ze waren noch moreel, noch immoreel, maar eerder iets, dat men met het woord amoreel zou kunnen omschrijven. Skytho zag de immense hoeveelheid verschillende en doorzichtige energieschermen. Meer kon hij niet zien. Maar een somber voorgevoel maakte hem duidelijk, dat dit het begin was van een ontwikkeling, die deze melkweg de komende jaren in een verlammende en wurgende greep zou houden. Skytho bestudeerde de radarmonitor. Hij bekeek elke sectorvergroting zorgvuldig, draaide voortdurend aan afstemknoppen en bestuurde het schip uiterst zorgvuldig, zoals hij dat jarenlang als eerste officier aan boord van een Explorerschip had gedaan. En toen, na een paar uur - de psycholoog sliep - ontdekte hij een sterke energie-echo. Een schip. 'Een ruimteschip, dat met een vrij hoge snelheid uit de richting van de zwerm naar de randzone van de melkweg raast... kan dat een Terraan zijn?' Skytho activeerde de zender. Vastberaden zocht hij de frequentie van de vloot op, zette de frequentie vast en ineens voelde hij, hoe er iets in zijn hoofd knapte. Hij voelde zich niet goed worden. Skytho kromp in elkaar, draaide zich half om en zakte bewusteloos uit de stoel. Langzaam maar zeker begon de jet rond te tollen. Inmiddels was de groep, die zich in de radarcentrale had verzameld, een flink stuk kleiner geworden. Een aantal mannen was weggegaan, anderen waren binnengekomen. Een paar lagen in hun zetels te slapen. Onveranderd wezen alle antennes van het schip naar een punt in de melkweg, waar zich zowel de zwerm, als de jet bevond. 'Ik kan het nog steeds niet geloven!' murmelde Cylvadas geeuwend. 'De psycholoog wordt een kind en een geestelijk gestoorde man wordt weer normaal.' 'Misschien werd hij weer "normaal" door de geheimzinnige straling,' zei Wycliff. De zender van het schip werd gebruikt en voortdurend riep men de jet op. Tevergeefs. Skytho gaf geen antwoord. De afstandsbesturing was onbruikbaar, waarschijnlijk had Skytho, toen hij wakker werd, de apparatuur beschadigd of uitgeschakeld. De autopiloot, die op de terugtocht was geprogrammeerd, scheen ook niet meer te functioneren, want dan was het gesprek anders verlopen en zou de jet zich nu al op de terugtocht hebben moeten bevinden. 'Wat is er aan boord van die jet aan de hand?' kreunde Falgur tan Gromand. Tot op heden had hij het nog niet helemaal begrepen; maar nu na talrijke gesprekken met de bemanningsleden van de Explorer realiseerde hij zich, dat iedere planeet in de melkweg van
32
het stralingseffect te lijden had gehad; iets anders was niet mogelijk. Het was iets, dat ze gewoon logisch voor hem hadden kunnen aantonen. Dus dit gold ook voor alle Akoonse planeten. Op een aantal planeten schenen 'gereddenen', die tussen immense massa's kinderen en zonder hulp van buitenaf gedoemd waren een hongerdood te sterven, te zitten. Even speelde hij met een gewaagd plan, maar hij liet het weer vallen. 'We weten het niet. Hopelijk riskeert Skytho niet te veel - lichamelijk is hij nog tamelijk zwak.' De Akoon en de Terranen keken elkaar zwijgend aan. Falgur begreep het; deze mannen werden gekweld door de zorgen, die ze zich over hun vriend maakten. Ze hadden lang gezamenlijk door de melkweg gevlogen en hadden veel met elkaar beleefd. De dood van een lid van de bemanning zou hen meer dan hem treffen. 'Hoe verder de jet de melkweg binnendringt,' mompelde Wheelen Karsola, 'hoe groter de kans, dat de converters tijdens de terugtocht door de lineairruimte door zullen branden.' Opnieuw zwegen de mannen vertwijfeld. Ze konden niets anders doen dan stilzwijgend te wachten... Spandra-Starn schudde vertwijfeld zijn hoofd en mompelde: 'En wij? Wat blijft er voor ons over? We nebben geen schip meer ... we hebben helemaal niets meer!' Walide-Starn legde haar hand op zijn arm en zei: 'We hadden Lepso met ons eigen schip moeten verlaten en niet met de Terraan. Men heeft ons op non-actief gezet. Wat jij, Trepan-Starn?' De broer van de springerpatriarch schudde het hoofd en mompelde besluitloos: 'Ik weet niets. Ik heb zelf nog geen duidelijk oordeel kunnen vellen. Ik weet, dat er aan boord van verschillende springerschepen "gereddenen" moeten leven, maar ook, dat ontelbare schepen van ons volk hulpeloos door de ruimte drijven of op een onbekende planeet vastzitten. Alleen het idee maakt me al bijna waanzinnig. Wat moeten we doen?' 'Terugvliegen, een schip bemannen en naar overlevenden gaan zoeken!' verzuchtte SpandeStarn. 'Met behulp van de radio of samen met de Terranen of andere, toevallig niet versufte wezens naar immuun gebleven bemanningsleden gaan zoeken. Het lijkt me een taak, die wij niet alleen zullen kunnen volbrengen!' 'Vergeten jullie Argoli niet?' vroeg Walide. De patriarch streek zich door zijn baard. 'Met haar kunnen we geen rekening meer houden,' mompelde hij. 'Ze is verliefd op die magere Terraan en zal bij hem willen blijven.' De springerclan - in ieder geval in dit kleine groepje - maakte deel uit van de gereddenen. Ze hadden tijdens de lange reis door de normale ruimte kunnen helpen en hadden geen last van de bekende versuffingsverschijnselen gehad. 'Waarom?' Het waren dingen, die zich door destijds schijnbaar onbelangrijke gebeurtenissen, lieten verklaren. Het vreemde meisje was, toen ze twaalf jaar oud was, aan een hersentumor geopereerd. De ontwikkeling van de hersenchirurgie stond in de melkweg op een dermate hoog peil, dat aan een hersenoperatie nog maar nauwelijks enig risico was verbonden. Kennelijk had men destijds toch een aantal zenuwstrengen beschadigd. In ieder geval had Argoli-Erion niets van de versuffende straling gemerkt. 'Spanda, Trepan en Walide-Starn? Een jaar of tien geleden hadden ze een opdracht voor de Akoonse spionagedienst uitgevoerd en daarom had men hen mentaal gestabiliseerd. Hoe dat was gebeurd, wisten ze niet -ze kwamen het ook nooit te weten; men had hen toen verdoofd en gemanipuleerd. Daarom waren ze immuun voor de straling. De patriarch had zijn hersenen met tientallen vragen vanaf de overhaaste vlucht van de planeet Lepso gepijnigd.
33
Wat kon hij doen? Het handelsimperium van de Springers bestond net zo min meer als de rest van de groeperingen in deze melkweg. Alles was totaal verlamd en uit de hand gelopen. Wat zouden drie Springers kunnen doen om aan deze situatie een einde te maken? 'Ik vrees,' zei de patriarch, 'dat we op een dood punt zijn aangekomen.' 'We hebben een ruimteschip nodig om onze soortgenoten te redden!' merkte zijn vrouw op. 'Nu nog? Na ongeveer zeven maanden? De meesten zijn dood, gestrand, zullen de noodlandingen niet hebben overleefd, zijn met hun schepen op asteroïden geknald. Hebben zich in zonnen gestort... natuurlijk zullen er nog Springers, die immuun blijken te zijn, in leven zijn. Denk maar eens aan de talloze SOS-berichten.' 'We zouden naar Lepso terug moeten keren en met ons eigen schip op zoek gaan, nadat we het zorgvuldig hebben uitgerust!' zei de patriarch. Trepan schudde het hoofd. 'Ik vrees, dat Vyrner ons niet naar Lepso terug zal brengen! Dat kunnen we wel vergeten. Bovendien denk ik, dat we er met ons drieën alleen zo over denken. We zijn duidelijk aan het einde van ons Latijn, vrienden!' 10. De mannen, die voor de monitors van de EX-8989 Little Crazy Bird zaten, werden van uur tot uur nerveuzer, opgewondener en tegelijkertijd waakzamer. Ze hadden het radiocontact met de speciaal voor lange afstandsverkenningstochten bestemde en goed uitgeruste space-jet verloren. 'In ieder geval staat nu duidelijk vast, dat Vyrner Rustage ons geen sprookje heeft verteld!' mompelde commandant Calembour binnensmonds. 'Ja, maar dat helpt ons nu geen steek verder,' beaamde Rustage, die via een beeldverbinding met de centrale van de EX-8989 in contact stond. Net als voorheen dreven de beide schepen naast elkaar door de ruimte; in een uiterst geringe stofconcentratie van de materiebrug, ver van de sterren, die tussen de melkweg en de Grote Wolk van Magalhaes als lichtbakens in de ruimte hingen. Dit wachten, die gedwongen passiviteit... Het knaagde aan de zenuwen van de bemanningsleden. 'Ik wacht nog achtenveertig uur,' mompelde Calembour. 'Dan maken we de balans op en komen in actie, jongens. We zullen het commando delen - we nemen de bemanning van de Gerardus Mercator voor een gedeelte bij ons aan boord, terwijl een gedeelte van onze bemanning bij Rustage aan boord gaat. Akkoord?' 'Natuurlijk,' zei de navigator van het vrachtschip grimmig. 'En ... wat doen we dan? Waar moeten onze schepen naartoe vliegen?' Karsola antwoordde door naar de nieuw-Arkonide te kijken, die ergens achterin zat en met een nagelknipper zijn nagels bewerkte. 'We gaan naar een ons bekende Terraanse basis, waar we de nodige apparatuur zouden kunnen vinden en beginnen daar met het opzetten van een hulpprogramma.' Zonder op te kijken van zijn werk, merkte Pegamoi Datras II op: 'De Terranen willen de slag van hun leven slaan door een afweermiddel tegen het effect van de versuffende straling te ontdekken.' 'We zouden inderdaad goede zaakjes met de Akonen kunnen doen, Pegamoi!' liet Karsola laconiek weten. Datras II stond op, boog zich voorover en vroeg verbaasd: 'Pardon, Terraan. Hoe dien ik dat te verstaan?' 'Heel eenvoudig,' liet Karsola weten. 'Ik bedoel, dat u zich als gast ook als een gast dient te gedragen, Arkonide! Dus altijd correct, terughoudend, netjes en hoffelijk!' Iedereen keek Pegamoi aan. Hij boog het hoofd iets en keek de Terraan zo arrogant mogelijk aan. 'Begrepen!' zei hij vriendelijk. 'Maar niet geheel geaccepteerd. Toen wij al over alle mogelijkheden, waartoe menselijk vernuft in staat is, beschikten, klommen uw voorvaderen nog als wilden door de bomen en wierpen ze elkaar kokosnoten en stenen naar het hoofd.
34
Hoe haalt u het eigenlijk in uw hoofd om mij op een dergelijke toon aan te spreken?' Karsola stond op. Hij meende, dat hij het niet goed had verstaan. 'Ik geloof, dat er iets niet in orde was met mijn oren Arkonide,' zei hij nauwelijks verstaanbaar, terwijl hij verbaasd knipoogde. 'Ik heb het ongetwijfeld niet goed verstaan.' 'Me dunkt van wel,' zei Datras II. 'Mag ik hem uit de luchtsluis smijten?' vroeg Karsola aan de commandant. 'Dat zal me een zorg zijn,' mompelde Calembour. De Arkonide trok bleek weg en week achteruit, toen Karsola langzaam op hem afkwam. De beide mannen keken elkaar recht in de ogen, maar het gelaat van de Arkonide werd gestaag bleker en nu was de angst, die in hem opwelde, duidelijk zichtbaar. 'Waarom moet u ons voortdurend op de spits drijven?' vroeg Karsola. De Arkonide stootte met zijn rug tegen een wand en spreidde zijn armen uit. 'Doe ik dat?' vroeg Datras II. 'Inderdaad. En daarom ram ik nu met genoegen jouw tanden uit die smerige tronie van je,' zei Karsola heel rustig. 'Nee!' fluisterde de Arkonide geschrokken, terwijl hij zijn gezicht achter zijn armen probeerde te verbergen. Karsola bleef hoofdschuddend voor hem staan. 'Eerst een grote mond opzetten en het dan in je broek doen, hé? Je bent een lafaard, Datras II! Ik vraag me af, waarom Vyrnes jou het leven heeft gered.' De Arkonide loerde tussen zijn onderarmen door en haalde de schouders op. 'Ik weet het niet,' zei hij. 'Maar desondanks leef ik nog!' 'Jammer genoeg wel,' liet de ander weten. 'Doe me een plezier en maak, dat je uit mijn ogen verdwijnt. Scheer je voor mijn part naar de hel of ga terug naar de melkweg!' Hij draaide zich om en keek naar de monitor, waarop het gelaat van Vyrner was te zien. De navigator deelde in de algemene onrust, die er onder de mannen heerste en dit voorval was de stemming niet bepaald ten goede gekomen. 'Waarom laat Karrora niets meer van zich horen? Afgezien van het feit, dat hij dapper schijnt te zijn, geloof ik, dat hij ons iets zou kunnen laten weten. Ik vraag me af, wat hij op dit moment ontdekt.' Calembour haalde zijn schouders op. 'Misschien heeft hij meer te lijden van de straling dan wij denken. Ik weet niet, of hij het wel uithoudt. We weten het niet. Is bij u aan boord alles in orde, navigator?' 'Ja, Wycliff. Dank u.' 'Ook met de Maahk?' 'Ja. Hij heeft in zijn overlevingstank voldoende voedsel en gassen om het er nog vrij lang uit te kunnen houden. Maar als we verdergaan naar de Grote Wolk van Magalheas breekt ook voor hem een kritieke tijd aan.' 'Ik begrijp het.' Plotseling, heel onverwachts en zonder een duidelijk aanwijsbare oorzaak, groeide er aan boord van de beide schepen een tastbare spanning. Mannen werden zonder reden nerveus, ze schoven onrustig op hun stoel heen en weer en hier en daar ontbrandde nutteloos een woordenwisseling. Misschien kwam het door het lange wachten, dat de zenuwen had opgezweept en waarvoor nu uitlaatkleppen werden gezocht. Een paar bemanningsleden, die tot nu toe ergens mee bezig waren geweest of hadden liggen slapen, kwamen de centrale binnen en bleven staan. De radio bleef dood. Er kwam geen geluid uit de luidsprekers. Op de radarmonitors stond een onduidelijk beeld van de zwerm, maar de jet, die als object te klein was, kon men niet meer waarnemen. De afstandsbediening was ingeschakeld, maar functioneerde niet. En het terugkeermechanisme?
35
De psycholoog kwam bij uit de paralyse; hij kon op een aantal spieren na, alles weer normaal gebruiken. Toen de jet voor de zoveelste keer om zijn as draaide en de motoren voor een fractie van een seconde werden geactiveerd, ging er een licht schok door het ruimtevaartuig. De psycholoog viel voorover uit de zetel, waardoor hij op de grond terecht kwam. Hij kroop naar de andere man, die op de grond lag, toe. 'Hij slaapt, hij slaapt... net een marmot!' zei Wokan met een kinderlijke stem. Hij trok aan de handen van de man, kneep diens neus dicht en haalde toen zijn schouders op. Hij stond op, hield zich aan de hendels van het besturingspaneel vast en veroorzaakte hierdoor een nieuwe afwijking in de koers, die de jet volgde. Met een razende snelheid schoot de jet naar de plaats, waar de sterke energiechaos was opgedoken uit de lineairruimte. De psycholoog hield zich vast, drukte op een tweetal knoppen en ontdekte, dat de verlichting van de cockpit uitging. 'Donker .. .,' zei hij. De man op de grond begon te hijgen en bewoog zich. De psycholoog had honger en liet zich in de anti-zwaartekrachtschacht naar beneden zakken, zocht overal naar de keuken en ontdekte tenslotte de kombuis. Hij keek naar de vele knoppen, de blikken en de doosjes. Tenslotte slaagde hij er in een aantal hendels naar zich toe te trekken en op een paar knoppen te drukken. Hij morste de hete cacao, verbrandde zijn vingers aan de hete zwarte straal, die uit de koffiemachine spoot en begon te huilen. Maar toen er een halfgare sandwich uit de micro-oven kwam, vergat hij de pijn weer. Ineens voelde hij, dat hij geen lucht meer kreeg. Hij snakte naar lucht, hoestte en zag kringen voor zijn ogen verschijnen. De hap bleef in zijn keel steken. Hij hoestte en liet de beker bijna vallen, zodat hij een groot gedeelte van de inhoud verspilde. Wat was er aan de hand? 'Ik weet het niet... ik wil meer lucht hebben...,' huilde de man en hij strompelde naar de deur. Hij rukte haar open en hier kreeg hij weer iets meer lucht. Hij begreep er niets meer van. De jet tolde in het rond en volgde een eigenaardige koers. De hendels op het besturingspaneel bewogen zich langzaam, alhoewel er niemand aanzat. De man, die op de grond lag, schudde zijn hoofd, drukte zich op en kwam verbluffend snel overeind. Hij drukte op zijn borst en herinnerde zich, wat er was gebeurd. 'Verdraaid! Ik moet bewusteloos zijn geweest!' mompelde hij. Meteen drukte hij op een schakelaar. Het licht ging weer aan Toen draaide Karrora zijn hoofd en zag de lampjes waarschuwend flakkeren. De luchtcirculatie- en verversingsinstallatie! 'Dat heeft Wokan gedaan!' zei hij meteen. Hij had dorst, honger en hij voelde zich eigenaardig leeg en hol. Even later begonnen de turbines weer te draaien en een krachtige stoot ijskoude pure zuurstof uit de luchtroosters van het noodsysteem. Toen zag Karrora de sterren. Ze schenen achter de plexolkoepel waanzinnig snel rond te draaien. De eerste officier sprong naar het instrumentenpaneel, liet zich in de contourzetel vallen en greep de pendels, waarmee hij het schip kon besturen. Hij reduceerde het vermogen van de motoren en programmeerde, nadat hij het instrumentarium op schade had gecontroleerd, een nieuwe koers. De jet raasde nu met 80 % van de snelheid van het licht naar de coördinaten, waar Karrora de energiechaos had geregistreerd. 'Zou ik het nog terug kunnen vinden?' mompelde hij. Zijn maag ronkte. Skytho Karrora sloeg er geen acht op. Hij boog zich voorover, bestudeerde het beeld op de radiomonitor en sloeg met de vlakke hand op het paneel, toen hij de echo scherper en duidelijker dan een paar uur geleden kon zien. 'De straling van de motoren...,' zei hij langzaam.
36
Het was, afgaande op de stralingscoëfficiënt, een Terraans schip. Het feit, dat het zich uit de richting van de zwerm voortbewoog, hield in, dat het werd bestuurd. Dat hield echter in, dat er zich minstens twee 'gereddenen' aan boord bevond. En met hem of haar moest hij radiocontact kunnen krijgen. Skytho bedacht zich echter en besloot dit nog even uit te stellen. Hij stond op en ging naar de kombuis toe. Voor het half geopende schot zat Wokan op de grond. Rond hem heen lagen wat voedselresten. Hij sliep en knikte met zijn hoofd. 'Maaltijd!' zei Skytho ironisch. De psycholoog snurkte. Twintig minuten later had hij met behulp van de spullen uit de keuken een bescheiden, maar rijke maaltijd samengesteld, die hij met een glas wodka en een kop zwarte koffie afsloot. Zijn inzinking van daarnet was waarschijnlijk aan zwakte door voedselgebrek te wijten geweest. Hij wierp het afval in de converter, deed alle schakelaars, ovens en lichten uit en sloot het weer af. De slapende psycholoog liet hij liggen en hij ging weer naar de cockpit. Daar activeerde hij de zender. 'Vlootfrequentie?' Skytho boog de microfoon in de juiste stand, draaide de volumeknop open en liet alle vrijkomend energie naar de zender gaan. Toen zei hij hardop en duidelijk gearticuleerd: 'Attentie! Ik roep het Terraanse ruimteschip, dat zich in de buurt van de zwerm bevindt, op!' Hij wachtte ongeduldig. 'Ik roep het Terraanse ruimteschip. Hallo - over!' Hij hield de piekmeters van de ontvanger en het beeld op de radiomonitor in de gaten. Hij meende, dat hem een onaangename verrassing te wachten stond, omdat men niet reageerde op zijn oproep. 'Hier Intersolar!' klonk ineens een stem uit de luidspreker. 'Wie daar?' De opluchting van de eerste officier was zo groot, dat hij op zijn stoel onderuit zakte. Even voelde hij zich weer zwak worden, maar hij schudde het hoofd en verzette zich tegen dit gevoel. 'Hier spreekt eerste officier Skytho Karrora van de Explorer EX-8989. Ik roep de Intersolar op. Ik ben op weg naar uw positie, kunt u mij lokaliseren?' 'Moment, begrepen,' antwoordde de onbekende telegrafist. Toen Skytho naar de stelknop greep om het volume van zijn zender te reduceren, zag hij, dat de vingers van zijn rechterhand trilden alsof hij koorts had. De Intersolar? Het vlaggenschip van Bull of een valstrik van die onbekende wezens, die uit de zwerm afkomstig waren? Hij voelde zich ineens ongerust worden ... 11. Er was niets veranderd. Of toch? Een gedeelte van de bemanning van het Explorerschip was aan boord gegaan van het Terraanse schip en had samen met Vyrner de ontbrekende stukken in de uitrusting aangevuld. De drie Siganezen hadden duidelijk gemaakt, dat ze naar de EX-8989 wilden overstappen. Dat vind ik een hele geruststelling, dacht Vyrner, die ongelooflijk bang was, dat een van zijn bemanningsleden op de kleine mannen van Siga zou gaan staan of dat een van hen in de stroomkabels verstrikt zou raken. De schrik sloeg hem nog om het hart als hij zich bedacht, wat hij allemaal al had meegemaakt. Tijdens de lange tocht had Frigg Doster, een siganese USO-medewerker op Lepso, het schip regelmatig in rep en roer gebracht, omdat men telkens naar hem moest gaan zoeken. Zijn versuffing manifesteerde zich voornamelijk in de drang zijn nieuwsgierigheid te bevredigen, zodat hij voortdurend bezig was om 'nieuwe' dingen te ontdekken. Ze hadden hem zelfs een keer uit een radarcircuit moeten redden. Toen bekeek Vyrner de lijst, die hij
37
had gemaakt, terwijl iedereen op een teken van leven van de jet wachtte. 'Nu wachten we niet zo gek lang meer,' mompelde hij. 'Over vijf uur vertrekken we naar de Grote Wolk van Magalheas.' 'En Skytho?' vroeg Argoli verbaasd. 'En de psycholoog?' Vyrner haalde zijn schouders op en schrapte de namen van de drie kleine mensen van Siga van de lijst met bemanningsleden. Calembour heeft de jet opgegeven. De commandant wil niet langer het risico lopen, dat de beide schepen door het stralingseffect worden besmet.' 'Eigenaardige mentaliteit, jullie Terranen!' zei het springermeisje verwijtend. Vyrner zette achter het woord Maahk een dik rood vraagteken. 'Niet eigenaardiger dan de springermentaliteit,' bromde hij. 'Op de eerste plaats trekken ze zich niets van jou aan en bovendien willen ze proberen vanuit Lepso rasgenoten te gaan redden. Dat vind ik als poging verwerpelijk.' Het meisje keek hem woedend aan. 'Ik dacht, dat ieder individu het recht had, zelf en vrijwillig over zijn eigen doen en laten te beslissen, zonder dat jij het recht hebt daar commentaar op te leveren, of niet soms?' Hij wilde over het rode haar strijken, maar ze sloeg zijn hand weg. 'Ook goed,' zei hij. 'Maar zolang de patriarch Spanda-Starn van mij eist, dat ik hem met een defecte biocomputer naar Lepso terugbreng en daardoor de rest van de instabiele bemanning in gevaar zou brengen, om nog maar te zwijgen over het schip en mijzelf ... blijf ik het verwerpelijk vinden. Ik heb toch zeker ook het recht om iets te mogen zeggen?' Ze vermande zich. 'Vanuit jouw standpunt gezien heb je misschien gelijk,' mompelde ze. 'Wat is Falgur tan Gromand van plan?' In plaats van haar een antwoord te geven, zette hij een vraagteken achter de naam van de Akoon. 'Geen idee?' vroeg Argoli. 'Absoluut niet. Net zo min als bij de Barniter. Daar staat me iets van bij... in het Ricolt-systeem, dus daar, waar de Barniter vandaan komen, schijnt een oase van rust te liggen.' Ze keek hem verward aan. 'Ik begrijp je niet!' Ze zaten in zijn cabine en genoten van de stilte, die nu weer in het schip heerste. Ondanks de zachte muziek en het meisje, dat tegenover hem zat, was Vyrner niet in staat om zichzelf helemaal in de hand te houden. Een eigenaardige angst knaagde aan zijn geweten. Hij voelde zich onzeker en dat maakte hem onrustig en nerveus. 'Het Ricolt-systeem?' 'Ja,' zei Vyrner. 'De Barniter zijn Terranen, die zich aan hun milieu hebben aangepast. In de melkweg gaan ze - afgezien van de Springers - door voor de sluwste en beste handelaars. Hun geconditioneerde hersenen zijn parastabiel, dus niet ontvankelijk voor secundaire beïnvloeding. Het lijkt me, dat de Barniters daarom weinig of niets van de galactische versuffing zullen hebben gemerkt.' 'Dat houdt dus in, dat...,' begon het meisje en ze kwam iets voorover. 'Dat houdt voor alle planeten van de melkweg in, dat er speciale barnitereenheden zouden kunnen komen en dat deze eenheden het reddingswerk zouden kunnen verrichten, alleen kan ik daar op dit moment natuurlijk weinig of niets over zeggen.' 'Ik benijd jou niet om jouw taak, Vyrner,' fluisterde ze. 'Ik mijzelf evenmin,' zei hij, waarna hij achter de naam van Gooz-B een aantal uitroeptekens zette. Voor de monitors had hij een stuk plastic gehangen en hij had zowel de luisprekers als de microfoons uitgeschakeld. Op een monitor zag hij het tafereel, dat zich in de centrale van de EX-8989 afspeelde. De mannen, nerveus en geïrriteerd, stonden om hun instrumenten en discussieerden met elkaar. Op de monitor was al duidelijk te zien, dat de bemanning van de EX-8989 om het verlies van de beide mannen treurde. De vinger van Vyrner bleef op een regel hangen. Argoli-Erion, stond op die regel. 'Vraagteken, uitroepteken of doorhalen?' vroeg hij. 'Wat?'
38
Hij slaakte een diepe zucht en zei onzeker en aarzelend: 'Wat mag ik met jouw naam doen? Wil je aan boord van de Explorer gaan, blijf je bij mij, wat ben je van plan?' Ze zweeg, dacht na en keek hem peinzend aan. 'Wanneer vertrekken we?' 'Over een paar uur, in de richting van de Wolk van Magalheas. Misschien ontdekken we daar een planeet, waarop we ons zouden kunnen vestigen.' 'Wat zou je willen?' vroeg Argoli met een eigenaardig klinkende stem. Hij vroeg zich af, waarom zijn hart ineens sneller ging slaan. 'Ik zou willen, dat je meeging,' zei hij zacht. 'Met mij. Wat ben jij van plan? Ik beschouw je niet als mijn eigendom of wat dan ook. Ach wat doet het er ook toe!' 'Op dit moment voel ik er wel wat voor om bij je te blijven,' zei ze. 'Vergeet je de Maahk niet? Hij voelt zich een stuk slechter dan jij, hoor!' Hij wist niet, Wat hij daarop moest zeggen. Vyrner kende geen andere maatstaven en bezat niet zoveel fantasie om zich te kunnen voorstellen, dat er ook andere mensen, waarmee hij tot op heden een relatie had gehad, waren. Hij stak een arm uit, legde hem op de schouder van het meisje en trok haar naar zich toe. Ze verzette zich niet, maar scheen het evenmin prettig te vinden. Hij kuste haar en vroeg toen zachtjes: 'Wat is er aan de hand?' Ze haalde haar schouders op. 'Ik heb er nu geen zin in, Vyrner. Je bent toch niet boos? 'Nee,' zei ze zelf. 'Je kunt niet boos zijn. Je bent in de war, nietwaar?' 'Zeg dat maar gerust,' gaf hij toe. 'Dat komt, omdat jij alleen maar een bepaald soort meisjes hebt gekend ... en dat spijt me.' Vyrner was woedend, onzeker en tegelijkertijd in de war. Hij had hier een meisje, dat niet in een van zijn oude schema's leek te passen. Bovendien wist hij zeker, dat ze van hem hield. Hij haalde zijn schouders op, mompelde iets binnensmonds en keek haar aan. 'Ik geloof,' zei hij, 'dat ik nog veel moet leren, nietwaar?' 'Inderdaad,' beaamde ze, maar toen zag ze hoe hij zijn ogen opensperde en langs haar heenkeek. Ze draaide zich om en keek naar de monitor. De mannen in de centrale maakten een opgewonden indruk. 'Moment!' riep Vyrner, hij sprong op en trok het stuk plastic weg. Hij activeerde de microfoon en luisterde ingespannen toe. 'Ik geloof, dat de jet iets van zich heeft laten horen!' fluisterde hij. Argoli stond op, ging achter hem staan en legde haar handen op zijn schouders. Terwijl ze samen keken en luisterden streek ze met haar vingers door zijn haar en tenslotte streelde ze zijn nek. Hij merkte het niet eens. De stem klonk verwrongen en de ontvangst werd door storingen geplaagd, maar desondanks was het verstaanbaar. 'Stilte!' brulde Calembour. De man in de jet zei net: '... spreekt Skytho. Korvey Wokan, onze psycholoog, is na de paralyse net een kind. Hij ligt momenteel in zijn cabine. Ik heb hem vastgebonden omdat hij van plan was met de lineairconverter te gaan spelen. Ik weet nu nog niet, of hij de converter heeft beschadigd.' 'Bravo, uitstekend, Skytho!' schreeuwde Cylvadas, die enthousiast uit zijn stoel omhoog sprong. Meteen vermaande hij zich, waarna hij ging zitten. 'Verder! Luister! Ik heb het vlaggeschip van Reginald Bull bereikt. Hij cirkelt voortdurend om de zwerm heen en probeert iets over het ding te weten te komen. Ik kan de zwerm nu zelf ook duidelijk zien.
39
Het is een reusachtig ding en niet veel kleiner dan een kleine melkweg of een dwergballing, zoals wij die kennen. Bull verwacht mij, zodat ik een korte lineairsprong moet maken. Natuurlijk zal ik hem onze situatie zo goed mogelijk beschrijven. Bij hem aan boord is iedereen normaal, een paar honderd man. Aan boord van de jet is momenteel alles in orde. Ik heb een keer waarschijnlijk uit zwakte - het bewustzijn verloren. Dat was het. Why?' Calembour greep de microfoon. 'Ja, Skytho?' 'Heb je misschien nog bepaalde aanwijzingen?' 'Nee,' zei de commandant snel. 'Niets in het bijzonder. Maar maak Bull duidelijk, hoe de stand van zaken bij ons aan boord is, hoe de 'gereddenen' tegenover de versuften staan en vraag hem, of hij misschien een taak, die wij voor hem zouden kunnen verrichten, op het oog heeft. We waren trouwens van plan om terug naar de Wolk te vliegen, je hebt net op tijd iets van je laten horen.' 'Sorry, maar ik had hier mijn handen vol, ik zal waarschijnlijk via de zender van de Intersolar weer contact met jullie opnemen. Hebben jullie onze zender al kunnen repareren?' 'Nee,' liet de telegrafist weten. 'We hebben aan boord van de Gerardus Mercator geen passende onderdelen kunnen vinden.' 'Kaart bij Bull het probleem van de Barniter aan!' riep Calembour ineens. 'Eventueel hebben we hier de beschikking over een planeet, waarvan de bewoners parastabiel zijn en dus normaal zijn gebleven. Het Ricolt-systeem. Akkoord, GoozB?' De Barniter met de groene huid knikte. 'Dat wilde ik zelf ook naar voren brengen, commandant!' zei hij met trillende handen en rollende ogen. 'Einde bericht?' vroeg Skytho. 'Ja, succes. Over en uit!' Ze lieten de ontvanger ingeschakeld staan, maar Skytho verbak zelfde verbinding. Hij had nog aardig wat werk te doen. En de Intersolar... 12. Het probleem van de man in de discusvormige jet lag voor de hand; hij was normaal, dat wil zeggen, hij was 'gered', maar hij leed net zo goed als de psycholoog onder het effect van de straling. Ook de biocomputers van de jet waren versuft. Ze zouden dus fouten gaan maken. 'Afstand?' Hij begon met de rekenmachine te werken en terwijl hij de resultaten optelde, probeerde hij een alternatief te vinden. Het is makkelijker honderd stappen langzaam te doen dan een kilometer hard te lopen! 'Verdraaid. Dat scheelt nogal wat!' De afstand bedroeg bijna vijfendertig lichtjaren. Bijna een wonder, dat er een radiocontact mogelijk was geweest. Vijfendertig lichtjaren waren meer dan elf parsec. De totale capaciteit van de biocomputer maakte het mogelijk om de afstand van meer dan elf parsec met een lineairsprong te overbruggen. Langzaam programmeerde Skytho de computer. Hij besloot de sprong stap voor stap uit te voeren en gaf daarom telkens hetzelfde programma aan de computer door. Vervolgens liet hij de computer zelf het programma tien keer herhalen. Tegelijkertijd werd de jet sneller. Dan weer de zender. 'Hier de jet van de EX-8989. Ik roep de Intersolar op!' Het antwoord kwam meteen. 'Hier Intersolar. We zijn op de terugtocht uit het systeem Rubin Omega, planeet Hidden World I. Over.' 'Ik voer in totaal elf lineairsprongen uit. Uiteindelijk moet ik bij u in de buurt komen. Verzoek nu om toestemming aan boord te mogen komen.' 'Toegestaan! Wij verwachten u. Is uw apparatuur in orde?'
40
Skytho realiseerde zich, wat hij riskeerde. 'Ik hoop het,' zei hij grijnzend. 'Ik neem weer contact met u op, zodra dit mogelijk is. Over en uit.' 'Succes. Over en uit!' Skytho dacht noch aan de eerste, noch aan de tweede wereld, maar richtte zijn aandacht op het doel. Hij lette op de belangrijkste apparatuur, toen drukte hij op een knop. De jet sprong in de lineairruimte, schokte en bevond zich tussen het raadselachtige medium, dat tussen de dimensies lag. Tien keer achter elkaar moest hij zich bliksemsnel oriënteren en een analyse maken. Tien keer moesten min of meer dezelfde sterren voor hem opduiken. De energie-echo moest na elke sprong groter en duidelijker waarneembaar op de monitor worden. Tenslotte zou hij de Intersolar moeten kunnen zien, zelfs al was het dan een donkere bolvormige schaduw voor de sterren. Hij wachtte ... Hij leed pijn. Hij keek de biocomputer bezwerend aan en hijgde. Het zweet stond hem in de handen en hij wist, dat de spanning hem te veel kon worden. De psycholoog lag op het bed en zou zich niet los kunnen maken. De machines zoemden verontrustend. Op welk punt van deze gekwelde melkweg zou hij na de eerste lineairetappe terechtkomen? Waar zou hij stranden? De kans, dat alle elf lineairsprongen volgens hetzelfde schema zouden verlopen, was vrij gering. Hij gaf zichzelf weinig kans en wachtte daarom passief, maar gespannen het resultaat af. Even voelde hij zich zwak worden, waarna hij niets meer zag. Hij durfde niet op te staan om wat druivensuiker te halen of wat te gaan eten; hij bleef op zijn stoel geplakt zitten en boog zich voorover. Op zijn voorhoofd werden dikke zweetdruppels zichtbaar. De chronometer... De secondewijzer tikte seconde na seconde weg. Het duurde oneindig lang... en toen was het ineens zo ver! De jet schokte ... ... en viel terug op het normale ruimtetijdvlak. 'Slechts een paar seconden,' mompelde hij moeizaam. Hij bestudeerde de sterren, vergeleek hun positie op de kaart en wierp een blik op de radarmonitor. De echo was nog steeds zichtbaar. Op dezelfde plaats. Toen trilde de jet weer en het ruimteschip verdween weer in de lineairruimte. 'Nog maar tien keer...,' fluisterde Skytho en hij zakte onderuit. Hij moest iets te eten hebben. Het tweede verblijf in de lineairruimte was voorbij. De derde etappe begon ... Tot nu toe ging alles goed. Skytho begon voor de ingenieurs vriendelijke opmerkingen te bedenken. Ze hadden de biocomputers zo geïnstalleerd, dat deze zelfs in geval van nood het schip goed konden blijven besturen. Zijn leven hing er vanaf. De Intersolar werd een soort symbool, een idee-fixe. In ieder geval een rustpunt. De vierde lineairetappe. De vijfde en de zesde. Tenslotte de achtste. Tijdens de achtste lineairetappe rende Skytho door het schip en hij gilde. Hij moest de spanning, die hem in haar greep hield, kwijt. Hij moest iets te doen hebben om zichzelf mee af te leiden. Roken? Uiteindelijk ontdekte hij in een kast van de kombuis een verfomfaaid pakje sigaretten. Hij stak er een op, een, twee trekjes en toen voelde hij het aroma van de sigaret in zijn longen branden. 'Ook niet het ware!' zei hij. Hij besloot de psycholoog even te gaan bezoeken om hem wat te eten te brengen of hem even bezig te gaan houden. Toen hij het schot weg liet glijden, drong een irritante geur tot hem door. Toen: een sterke, bijna geruisloze explosie, waardoor het schip uit elkaar leek te spatten. Een eigenaardig geluid drong tot hem door en de space-jet schokte en steigerde. Skytho
41
rende naar de anti-zwaartekrachtschacht, liet zich omhoog zweven en trok lijkbleek weg, toen hij een blik op het instrumentenpaneel wierp. Alle converters voor de lineairmotoren waren doorgebrand. 'Uit! Afgelopen!' mompelde hij. Hij liet zich in de stoel vallen, keek naar de sterren en zocht de radarimpuls van de Intersolar. De impuls was duidelijk zichtbaar op de monitor, maar het schip zelf was voor hem onbereikbaar ver. Hij had nu geen tijd meer om zich met de psycholoog bezig te houden, want hij werd nu gekweld door andere problemen en zorgen. Snel controleerde Skytho de normale voortstuwingsmotoren. Ze functioneerden. Meer dan tien lichtjaren scheidden hem van het doel. Wat nu? Hij voelde zich wanhopig worden. Toen moest hij lachen om zichzelf. Tussen de toestand, waarin hij zich hier oorspronkelijk had verstopt en dit moment, waarin hij zelf weer tot denken in staat was, lag slechts een kleine wereld. 'Dan zullen we maar om hulp gaan schreeuwen, nietwaar Korvey?' mompelde hij binnensmonds. Korvey lag in zijn cabine en kon dus niets antwoorden. Binnen een paar seconden had Skytho de radio geactiveerd en de antennes gericht. 'Hier spreekt opnieuw de jet van de EX-8989. Ik roep de Intersolar en verzoek bijstand. Mijn lineairconverters zijn net doorgebrand en de jet is in de normale ruimte teruggevallen. Kunnen jullie mij helpen?' 'Verzoek ontvangen en begrepen, Karrora. Ik zal uw verzoek doorgeven. Kunt u even wachten?' Skytho wachtte ruim tien minuten, toen liet de man weer iets van zich horen. 'Eerste officier Karrora! Een paar minuten geleden is een korvet met drie man aan boord vertrokken. U zult zelf de hangar in moeten vliegen; men zal de hangar voor de jet openen. We halen u naar ons toe, akkoord?' 'Natuurlijk,' liet Karrora weten. 'Gebruikt u aan boord nog steeds die ouderwetse rangen en standen? Ik dacht, dat er te weinig mensen over waren gebleven om die dingen in stand te houden!' 'Van rangen en standen maken we inderdaad geen gebruik meer,' liet de telegrafist weten, 'maar we hebben ze zo lang gebruikt, dat we ze niet zo snel verleren. Er blijft aardig wat in het onderbewustzijn hangen!' 'Raar, maar waar!' beaamde Skytho. 'Over en uit.' 'Over en uit.' Nu had hij de tijd. Meer dan genoeg. Hij maakte voor zichzelf en de psycholoog wat te eten klaar, nam een douche en trok een schoon uniform aan, speelde met Wokan een spelletje tweedimensionaal kashoy-play, dat de psycholoog uiteraard verloor. Hierdoor greep de man het gekromde spelbord en sloeg er woest mee naar Skytho, terwijl hij huilde. Skytho had daar meer dan de psycholoog zelf van te lijden. In de ochtenduren van de veertiende september van het jaar 3441 zaten Skytho en Reginald Bull tegenover elkaar in de cabine van Bull. Ook Julian Tifflor was aanwezig. 'U bent aan boord van de korvet gegaan en u bent hier veilig aangekomen. Er staat al een nieuwe, speciaal uitgeruste jet voor u klaar,' liet Tifflor weten. 'En steekt u nu maar eens van wal!' Skytho knikte en hij begon. Hij vertelde in het kort de opdracht van de Explorer en de tocht, die een einde op de Aarde had moeten vinden. Toen het contact met de Gerardus Mercator en de bemanning, waarmee Vyrner Rustage van Lepso was vertrokken. Ook bracht hij het probleem van de Barniter naar voren. Bull bleek over dit thema net zo weinig als hijzelf te weten, de Intersolar had duizenden SOS-berichten ontvangen, maar nog geen contact met het systeem van de Barniters gehad. Vergeleken met de grootte van de melkweg, waren zelfs de mogelijkheden van dit enorme schip slechts heel beperkt. Ook het feit, dat het tot
42
deze ontmoeting was gekomen, bleek min of meer aan een toeval te danken te zijn. Skytho beschreef de problemen, waarmee de beide schepen te kampen hadden, vermeldde zijn ziekte en de psycholoog, die nu door een aantal vrouwen, die aan boord van de Intersolar verbleven, werd verzorgd. Uiteindelijk sloot hij zijn relaas met een aantal vragen af. 'Sir,' zei hij, 'we hebben twee schepen in reserve. Een van de schepen is nog niet door de straling besmet... is het overigens een straling of is het een virus?' 'Straling!' zei Tifflor hardop. 'Bedankt. Een van de schepen is dus nog niet besmet. Het andere schip heeft een aantal immuun gebleven personen aan boord en komt uit de hel van Lepso. Wat staat ons te doen? We wilden ons aanvankelijk terugtrekken naar de Grote Wolk van Magalhaes. Toen we daar vertrokken, was er van de straling of de versuffing niets te merken.' Bull en Tifflor keken elkaar aan. 'Daar komen we in een later stadium op terug,' zei Bull. 'Ik geloof, dat het nu onze beurt is om u wat te vertellen. We hebben ook het een en ander meegemaakt en ontdekt, wat voor u misschien interessant is.' In de daaropvolgende uren hoorde Skytho, terwijl een bandrecorder het gesprek vastlegde, het verloop van de invasie. Hij hoorde iets over de duizenden schepen, die hulpeloos door de ruimte dreven. Over Pontonac en diens poging achter het geheim van de manipulator te komen. Over Y'Xanthymer, dat rode stenen huilt... Over de planeet der Diggers, waarheen men een groot aantal geredde planeetbewoners had gebracht. Over Icho Tolot en de geheimzinnige stenen. Over het gevaar, dat langzaam maar zeker op het Solsysteem toekwam. 'We hebben zo vaak mogelijk contact met Rhodan en hebben op die manier een redelijk functionerend communicatienet geïnstalleerd. Hierdoor blijven we voortdurend op de hoogte van het laatste nieuws en kunnen we meteen passende tegenmaatregelen nemen. Via een groot aantal stations, waarin immuun gebleven personen zitten, krijgen we gedetailleerd nieuws, zodat we telkens effectief hulp kunnen bieden aan bedreigde gebieden. De toestand begint zich gestaag te stabiliseren...' '... maar dat gaat echter langzaam en stap voor stap,' ging Tifflor verder. 'Het zou al een hele stap in de goede richting zijn, als er op elke planeet een of twee immuun gebleven wezens zouden zitten. Zij zouden hun lotgenoten van de hongersdood kunnen redden!' Een ding stond voor Skytho na de uiteenzetting van de beide mannen duidelijk vast: De hele melkweg, met uitzondering van een paar punten, die op het totaalbeeld geen enkele invloed hadden, was op non-actief gezet. Dit had zich nog nooit voorgedaan sinds de eerste wezens rechtop waren gaan lopen en men was gaan denken. Of toch? Was de melkweg al eens eerder op een dergelijke manier ten gronde gericht? Bull stond op en liep onrustig door het vertrek heen en weer. 'Ik zou de beide schepen graag voor een bepaald doel willen gebruiken,' zei Bull. 'Ik ben echter niet van plan om iets te eisen door middel van een bevel. Ik zou eerder iets willen verzoeken...' 'Natuurlijk! Gaat uw gang!' zei Skytho. De cassetterecorder stond nog steeds aan en nam elk woord, dat hier werd gezegd, op. 'Op de eerste plaats de Gerardus Mercator. Wat is Vyrner Rustage voor een man?' Skytho moest tot zijn spijt bekennen, dat hij de staatsmaarschalk het antwoord schuldig moest blijven. Hij maakte echter duidelijk, dat hij veel respect voor de navigator had. Waarschijnlijk hadden niet veel mannen hem dit met die bemanning nagedaan. 'Wilt u Vyrner dan misschien vragen, of...,' zei Bull.
43
Hoe langer het gesprek duurde, hoe duidelijker werd het Skytho, dat de staatsmaarschalk een uitstekend plan naar voren bracht om de positie van de 'gereddenen' te verbeteren. Ze zouden niet alleen meer macht maar tevens meer verantwoording krijgen. 'En Calembour zou naar dit doel moeten vliegen ...,' zei Tifflor. 'Aan het volbrengen van deze opdracht hangt voor ons veel af.' Hij noemde het doel en Skytho knikte instemmend. Nu wisten ze, wat hen te doen stond. Aan het wachten was een einde gekomen. 13. Voor hem was het verblijf aan boord van de Intersolar zoiets als een blik in het paradijs geweest. Ongetwijfeld een paradijs met kleine schoonheidsfouten, waarin men tevens last had van een immense leegte; er zaten slechts een paar honderd man aan boord van het grote schip en men zag hen vrijwel niet. Hele sectoren waren stilgelegd; transportbanden waren gedesaktiveerd en er brandde alleen een soort noodverlichting. De zoemende robots leken hierdoor op spoken, die zich door het halfduister voortbewogen en hun werk deden. Uit de robots had men de bio-positronische hersenen gehaald en vervangen door normale computers, die men uit oudere types had gehaald. Skytho Karrora bekeek zichzelf in de spiegel van zijn cabine. 'De tweede akte kan beginnen!' zei hij. Men had hem, en niet alleen de jet, een volkomen nieuwe uitrusting gegeven. Hij had een douche genomen, was door medo-robots onderzocht en door de artsen, die zich aan boord van het schip bevonden, behandeld. Een snelle therapie met snelwerkende medicamenten, een paar uitstekende maaltijden, een robotkapsel en goed geschoren, uitgerust met een computerhorloge kon hij er weer tegenaan. Hetzelfde had men met de psycholoog gedaan, die zich helaas, nog steeds onder de invloed van de versuffende straling, als een kind gedroeg. 'Beter uitgerust kan ik helemaal niet zijn,' zei Karrora. Hij voelde zich sterk en hoopte, dat het wegvallen tussen de eerste en tweede wereld uit zou blijven. Uiteraard had men hem reserveonderdelen voor de hyperzender van de EX-8989 meegegeven en ook nog een reservezender; de magazijnen van de nieuwe jet puilden uit van het materiaal, dat men hem had gegeven. Voorzichtig en behoedzaam programmeerde Skytho het doel; hij kon de coördinaten van de computer aflezen. In het flauwe licht van de materiebrug wachtte de EX-8989 op hem. Toen gleed de jet de hangar uit. De discus vloog om het grote schip heen, richtte zich op het doel en kwam op snelheid. Op dat moment zoemde de ontvanger. Tifflor bleek zelf aan het apparaat te zijn. 'Veel geluk, Skytho en vergeet niet, de psycholoog op tijd los te maken. We hopen, datje succes zult boeken!' 'Bedankt, mr. Tifflor,' zei Skytho. 'Ik zal mijn best doen.' 'Dat weten we maar al te goed.' 'Over en uit!' De space-jet werd sneller. Het schip liet de sterren van de spiraalarm achter zich liggen en raasde in de richting van de Grote Wolk van Magalhaes. De man voor het controlepaneel voelde zich opgelucht. Hij dacht met enige spijt aan de psycholoog, die in zijn hut met handen en voeten gebonden lag. Een volwassene zou geen moeite hebben om de knopen los te maken, voor een kind betekenden deze touwen echter een absolute machteloosheid. Hierdoor was een technisch mankement uit den boze. Ook leek het terugvallen in de normale ruimte van de eerste wereld onmogelijk. De artsen van de Intersolar hadden in de bovenarm van de man een klein 'depotmedicament' ingeplant. Het lichaam kon dus, telkens wanneer daar behoefte aan was, een antiserum aan de plastic capsule onttrekken. Dit
44
medicament zou hem waarschijnlijk een kwart jaar tegen het terugvallen op een ander bewustzijnsniveau kunnen beschermen. Toch was hij, Skytho, in staat om naar eigen believen tussen zowel de eerste als de tweede wereld te pendelen. Het kostte hem geen enkele moeite. De jet bereikte de snelheid van het licht en verdween in de lineairruimte. Skytho controleerde de instrumenten, maar kon geen fouten ontdekken. Hij voelde zich moe worden en zijn spieren deden nog wat pijn van de robotmassage, die hij aan boord van de Intersolar had genoten. Over een paar uur zou hij echter weer bij zijn vrienden zijn, aan boord van het Explorerschip. De Crazy Little Bird scheen hem voor de komende tijd een van de belangrijkste schepen, waarover Terra de beschikking had, te zijn en hij zou meehelpen haar te beschermen. Het schip mocht zich niet achter de imaginaire lijn, waar de versuffing begon, wagen. 'De instrumenten,' zei hij tegen zichzelf. 'Ik moet alles precies in de gaten houden.' Hij draaide rond in de contourzetel en bestudeerde elke meter, ieder controlepaneel en alle lampjes. De jet bleek echter feilloos te functioneren. Een verdieping lager werd Korvey Wokan wakker en hij ontdekte dat hij was vastgebonden. Hij begreep het. Ze waren in de lineairruimte. Op de terugtocht, misschien? Hij slaakte een diepe zucht. 'Dat betekent dus, dat Skytho de Intersolar heeft bereikt en op de terugweg is. We zijn gered!' Hij draaide zich om en viel in slaap. Ongeveer honderd twintig wezens, humanoïden en anderen, wachtten met spanning op dat, wat zou gaan komen. Het was een paar uur voor middernacht op de vijftiende september. Ze realiseerden zich allemaal, dat er iets belangrijks was gebeurd. Maar niemand wist, wat het was. 'Stel,' zei Calembour, 'dat het Karrora is gelukt zijn eigenaardige ziekte te boven te komen. Dat houdt dat in, dat hij zich probleemloos in de besmette zone kan ophouden.' 'Voor Wokan is het precies omgekeerd,' merkte Cylvadas op. 'Hij wordt daar een kind. In de lineairruimte wordt hij echter weer normaal en als de jet, vooropgesteld, dat het schip weer is vertrokken, hier in de normale ruimte terugkeert, dan is Wokan nog steeds normaal. Maar hoe staat het dan met Skytho?' 'Geen idee. Er zijn maar twee alternatieven,' zei de commandant. En dat was waar. De kans bestond, dat Skytho of terug zou vallen in een xenofobische toestand of door het effect van de versuffende straling van de ziekte was genezen, alhoewel er voor een dergelijk voorval geen psychotherapeutische verklaring bestond. 'We blijven dus hier wachten totdat de jet terug is?' vroeg Vyrner via de radio. 'Dat waren we wel van plan, navigator,' zei Calembour. Inmiddels had de verveling zich weer meester gemaakt van de bemanning. Het schip was wederom schoongemaakt, alle werkzaamheden uitgevoerd en ook het materiaal, dat men uit de Grote Wolk van Magalhaes had meegenomen, was afgestoft, gecatalogiseerd en opgeborgen. De films waren ontwikkeld en de foto's afgedrukt. Slechts de helft van de bemanning van de Explorer was nog bezig met uiterst gespecialiseerd onderzoek, maar de gasten van de Gerardus Mercator liepen nu weer doelloos rond. Hetzelfde beeld bood het vrachtschip, de nervositeit manifesteerde zich opnieuw. Toen, plotseling, volgden de gebeurtenissen elkaar bliksemsnel op. Het begon, toen de man, die het radarscherm in de gaten hield, ineens opstond en begon te schreeuwen. 'Commandant! De jet! Het schip raast recht op ons af!'
45
Calembour sprong op, liet de microfoon van de zender vallen en rende naar het radarscherm. Toen schreeuwde ook hij: 'Vooruit! Snel een uitwijkmanoeuvre! Het gaat om seconden!' De mannen in de centrale stoven uit elkaar. De jet, die in het licht van de schijnwerper zilverkleurig glom, kwam recht op het schip af. De space-jet zou rakelings langs de scheepswand van de Gerardus Mercator scheren en zich daarna op het energiescherm van de EX-8989 te pletter vliegen. Dat betekende de dood voor Skytho en Korvey... Karrora vocht met zichzelf. Het was tragisch, zichzelf te kunnen zien. Hij deed dit met een beetje vernuft, dat kennelijk in een hoek van zijn verstand zat en trillend toekeek, hoe hij weer waanzinnig werd. Terwijl de stem van Calembour uit de overbelaste luidspreker blèrde en dreunde, lag Karrora onderuit in de zetel en hij was niet in staat om ook maar een vin te verroeren. De jet was net, vlak voor het doel, uit de lineairruimte opgedoken en volgde met een onvoorstelbare snelheid de oorspronkelijke rechtlijnige koers. Een verdieping lager vocht Wokan om zich te verlossen van de touwen. Karrora was, nadat hij het mechanisme van de. jet had gecontroleerd, naar beneden gekomen en had de psycholoog wakker gemaakt. Tijdens de tocht door de lineairruimte hadden de beide mannen normaal en rustig met elkaar van gedachten kunnen wisselen. Hij vloekte op de magneetsluiting en kon tenslotte zijn linkerhand vrijmaken. Boven zich hoorde hij de stem van Calembour brullen: Averij... botsing... snelheid reduceren ... botsing... ben je waanzinnig ... schakel de motoren uit... hoorde de psycholoog. Toen, nadat ze wat hadden gegeten en hij de apparatuur nog eens had gecontroleerd, had Karrora de psycholoog weer vastgebonden, omdat hij nog een keer op het normale ruimtetijdvlak terug wilde keren om de instrumenten te controleren. Op die manier zou de psycholoog hem niet lastig kunnen vallen. Dan zou hij de psycholoog bevrijden en zichzelf verdoven, zodat Wokan de besturing van het jet in handen kon nemen. Nu had hij ook de rechterhand vrij en hij rukte aan de brede band, die zijn enkels vasthield. De eerste officier was er niet meer toe gekomen... Misschien was hij in slaap gevallen of hij weer een aanval van xenofobie gehad. De jet was niet teruggekeerd in de normale ruimte, maar was nu, vlak voor het doel, uit de lineairruimte opgedoken. Zijn voeten waren los. 'Snel!' zei de psycholoog tegen zichzelf, rukte het schot open en rende de ringgang op. Hij liet zich in de anti-zwaartekrachtschacht vallen en sprong naar het instrumentenpaneel toe. Het is te laat, dacht hij, toen hij de beide schepen voor zich zag opduiken. Hij schoot recht op ze af. Nog steeds brulde de stem van Calembour door de kleine cockpit. De psycholoog staarde naar het beeld, dat hij door de transparante koepel kon zien, alhoewel dit slechts gedurende een fractie van een seconde was. Een van de schepen spuwde vuur uit alle motoren en schoof langzaam, vanuit zijn positie gezien, omhoog. Wokan wierp zich voorover, sloeg met de vuist op de activeringsknop van de handbesturing en trok de hendels naar zich toe. De jet scheerde uit zijn koers, dook 'omlaag' en flitste slechts een paar meter onder het schip door, schokte even door de stuwkracht van de motoren van de EX-8989 en raasde verder. Opnieuw trok de psycholoog aan de hendels. Hij week tegelijkertijd verder naar beneden uit. Op dat moment vlamden de motoren van het andere schip op, dat hierdoor omhoog kwam en precies op de baan van de jet kwam te
46
liggen. 'Uit de weg, idioten!' schreeuwde Wokan en ramde de hendels ver naar voren toe. De jet remde af, de negatieve versnelling liet alle motoren gieren en janken. De controlelampjes flakkerden. De jet en het vrachtschip bewogen zich met een precisie, die een schoolvoorbeeld van een wiskundige stelling voor een botsing scheen te zijn, naar een punt in de ruimte, waar ze op elkaar zouden moeten botsen. Skytho werd wakker. Hij was weer op de eerste wereld geweest en had geprobeerd naar de tweede wereld te komen. Moeizaam had hij zich stap voor stap voortbewogen en nu bevond hij zich weer in de tweede wereld, hetgeen gepaard ging met een zware schok. Hij kwam omhoog. Voor zijn ogen zag hij lichtflitsen, een laaiend vuur en loodrechte vuurstralen. Hij hoorde een brullende stem en het gehijg van een man. Hij richtte zich op, zijn armen vlogen ongecontroleerd heen en weer en hij raakte iets of iemand. Hij had in de gaten, hoe het bloed uit zijn knokkels kwam. Toen was hij klaarwakker. Hij begreep meteen, wat er aan de hand was, maar deze kennis verlamde hem gedurende een fractie van een seconde. De psycholoog ging links voor het schakelpaneel door zijn knieën ... De jet raasde recht op een van de beide schepen af... Het schip verplaatste zich en tegelijkertijd stond de besturing van de jet zo ongunstig, dat een botsing onvermijdelijk leek. Binnen een paar seconden zouden de schepen met volle snelheid op elkaar spatten. 'Nee!' kreunde Karrora. Hij berekende snel de invalshoeken, sloeg de hendels van het instrumentenpaneel naar rechts weg en de jet beschreef een eigenaardige bocht, kwam op zijn kop terecht en raasde geruisloos, met 90% van de lichtsnelheid langs het energiescherm van het vrachtschip de intergalactische ruimte in. 14. De beide schepen raasden met vlammende motoren op elkaar af. Calembour staarde naar de monitor, nadat hij de hoop had opgegeven om de mannen aan boord van de jet nog iets te kunnen zeggen. De jet schoot vlak onder de Mercator door. Nu raasde de jet echter recht op de EX-8989 af. 'Halt! Remmen!' schreeuwde hij. De piloot schakelde meteen van de maximum versnelling op een maximum negatief versnellingsvermogen over. Uit de luchtroosters kwam een gele rookwolk te voorschijn. De zwaartekrachtneutralisators aan boord van het schip kreunden en tegelijkertijd flitste de jet onder het schip door. 'De hemel zij dank!' fluisterde Calembour. 'Wat is daar in hemelsnaam aan boord gebeurd?' mompelde de piloot van het Explorerschip. Calembour haalde zijn schouders op. Op het radarscherm was de jet nu goed en duidelijk zichtbaar. Het schip draaide langzaam om zijn as heen, werd tot stilstand gebracht en gestabiliseerd. Toen schoten er vlammen uit de motoren en dat vormde een imposant gezicht tegen de zwarte achtergrond van het heelal. 'Ze reduceren hun snelheid!' merkte Karsola op. 'Zijn ze soms allebei gek geworden?' 'Die kans bestaat,' zei de commandant. De space-jet reduceerde de snelheid drastisch. De ruimtevaarders begrepen, dat de motoren van het kleine ruimteschip een bijna onmogelijke prestatie moesten leveren. De discus werd langzamer en beschreef toen een lange curve, waarna er een eigenaardige klinkende stem uit de luidsprekers van de beide wachtende schepen kwam:
47
'Hier Wokan,' mompelde iemand. 'Het spijt me, maar het ging niet anders.' 'Hebben jullie de jet weer onder controle?' vroeg Calembour. 'Ja,' was het antwoord. 'We zijn klaar voor de dokkingsmanoeuvre. Kunnen jullie het schip tot stilstand laten komen en een hangar openen?' 'Waarom praat je zo moeilijk?' vroeg Calembour. 'Hoe gaat het met Skytho?' 'Au! Het gaat hem niet slecht. Hij probeerde net mijn kin te raken. Ik probeer hem van mijn lijf te houden en tegelijkertijd de jet te besturen.' Karsola, de piloot en Calembour keken elkaar zwijgend en hoofdschuddend aan. Toen maakte de commandant een gebaar en twee mannen verlieten de centrale om de jet bij het dokken behulpzaam te zijn. 'Begrijpt u er iets van, commandant?' vroeg Karsola. 'Nee, maar we hoeven gelukkig niet lang op de verklaring te wachten.' Hij hief een hand op, toen hij Rustage Vyrner op de monitor in de gaten kreeg. De navigator van de Gerardus Mercator keek hem zwijgend en met gefronste wenkbrauwen aan. Hij zag lijkbleek. Kennelijk zat de schrik, die hem om het hart was geslagen door de botsing, die zich bijna had afgespeeld, hem nog in het lijf. 'Wat was dat?' mompelde hij. 'Wacht nog een half uurtje, partner. Dan komt u alles te weten. Het lijkt me beter, dat u bij ons aan boord komt. Ik heb de indruk, dat de beide mannen ons iets belangrijks te vertellen hebben.' 'Akkoord.' De jet keerde terug, gleed onder het schip door en gaf lichtsignalen met behulp van de schijnwerpers. Een segment van het energiescherm werd uitgeschakeld en de schotten van een hangar werden geopend. Langzaam gleed de discus de hangar in en nadat de schotten waren gesloten en de druk in de hangar was genormaliseerd, ging de poolsluis van de jet open. De lange en gevaarlijke tocht scheen ten einde te zijn. Twintig man stormden de hangar in en wachtten onder de poolsluis op het moment, dat de jet aan de grond zou zijn verankerd. 'Daar heb je ze!' riep iemand. De beide mannen verlieten de jet. De psycholoog droeg een cassetterecorder, die aan een riem over zijn schouder hing. Met de hand droeg hij een kleine witte koffer. Ondanks zijn gezwollen lippen glimlachte hij. 'We hebben het gehaald!' zei hij. 'En we hebben goed nieuws van de Intersolar!' Achter hem kwam Skytho uit de poolsluis. 'Rustig maar!' zei hij langzaam. Hij moest kennelijk moeite doen om zijn zinnen te formuleren. 'Ik ben redelijk normaal. Ik ben alleen bang, dat ik spoedig weer een aanval van xenofobie krijg te verwerken.' De beide mannen werden door hun collega's naar de mess begeleid. Calembour rende naar binnen toe en schudde de mannen de hand. Hij zag er duidelijk zichtbaar tevreden en gerustgesteld uit en hij fronste zijn wenkbrauwen, toen hij de nieuwe kledingstukken van de beide mannen zag. 'Allemaal nieuw?' vroeg hij achterdochtig. 'Gun ons even de tijd, Why!' zei de psycholoog. 'De afgelopen tien minuten hebben niet alleen jullie bijna de kop gekost!' 'Dat begrijp ik heus wel. Jullie hebben met Bull gesproken?' 'Ja,' antwoordde Wokan. 'Laat iedereen hier in de mess bij elkaar komen. Ik denk, dat het alleen voor de Maahk even moeilijk zal worden. Anders vertellen we het hem later wel.' Ineens viel de spanning weg. De beide schepen werden tot vlak bij elkaar gebracht en toen werden de motoren gedesaktiveerd. Met behulp van de tractorstralen verankerde de EX-8989 de Gerardus Mercator vlak tegen de scheepswand en in ruimtepakken kwamen de bemanningsleden van het andere schip aan boord van de Explorer.
48
De mess stroomde vol. Terwijl de technici een soort podium in elkaar zetten en de nodige stroomkabels door het vertrek trokken, stonden de psycholoog en de commandant in een hoek tegen elkaar te fluisteren, zodat niemand hen kon verstaan. Wokan hield een ijskoude natte handdoek tussen zijn vingers en depte voortdurend zijn rechterkin. Tijdens het praten vertrok hij met een pijnlijk gelaat zijn dikke lippen. 'Wat is er met Skytho aan de hand?' vroeg Calembour bezorgd. De psycholoog trok zijn schouders op. 'Ik heb tijdens de lineairvlucht heel lang met hem van gedachten kunnen wisselen. Hij kent zijn probleem bijna beter dan ik.' Korvey Wokan vertelde de commandant over de eerste en de tweede wereld en het begrip, dat de eerste officier voor de wezens uit de zwerm had kunnen opbrengen. Hij maakte de commandant duidelijk, welke moeite Karrora zich telkens moest getroosten om uit zijn fantasiewereld in de werkelijkheid terug te keren. In ieder geval zouden ze hem niet meer met verdovende medicamenten vol hoeven te spuiten. 'We moeten dus rekening houden met een terugval in zijn conditie?' 'Inderdaad,' zei Wokan zacht. 'Maar niet, zoals wij dat kennen. Een poos pendelt Skytho nog tussen de fantasie en de realiteit heen en weer, hulpeloos en zonder eigen wil. Dat gaat net zo lang door, totdat hij zich realiseert, hoe hij dit proces moet beheersen en hij de weg heeft teruggevonden.' 'Die vervloekte straling heeft hem dus eerder geholpen dan geschaad?' 'Ja... hierdoor heeft hij zelf het conflict, waarin hij verkeerde, duidelijk waar kunnen nemen. Hij weet nu, dat hij aanvallen van xenofobie, die hij niet kan ontwijken, heeft.' 'Hoe lang blijft hij nog "normaal",' vroeg de commandant. 'Een paar uur lang zal hij nog gewoon bij ons blijven,' zei Wokan. 'Toen hij met Bull aan boord van de Intersolar sprak, zat ik uit veiligheidsoverwegingen immers gevangen en leed ik aan de versuffing, die door de straling wordt veroorzaakt. Een meer dan verwerpelijke toestand, alhoewel ik me er nog maar weinig van kan herinneren.' 'Zullen we beginnen? De bemanning van de Mercator is aangekomen!' zei Karsola. 'Natuurlijk!' De mess zat vol. Een aantal van de aanwezigen ging nog gekleed in het lichte ruimtepak, maar had de helm afgezet en naast of voor zich op de tafels neergelegd. Een grote groep mensen had zich in een kring om het springermeisje verzameld. Rustage bestudeerde grimmig het tafereel. De mannen plaatsten de opmerkingen, die bij een dergelijke ontmoeting gebruikelijk waren. Argoli scheen op zich ingenomen met de complimenten, die men haar maakte en dat vond Vyrner alles behalve leuk. Tenslotte ging hij geïrriteerd zitten, haalde zijn sigaretten te voorschijn en stak er een op. Uiteindelijk, nadat er een paar keer om stilte was verzocht, klonk er in het vertrek alleen nog maar een zacht gemurmel. Skytho en Korvey zaten op een kleine verhoging en toen stond Skytho op. 'Stilte, alstublieft!' zei hij. 'Iedereen weet hier, dat we van de Intersolar komen. De reden, waarom dat schip op een plaats, waar we het konden lokaliseren was, is iets, dat we later van de tekst, die Bull en Tifflor op de band hebben ingesproken, zullen vernemen. Maar eerst dit: 'Aan boord van de jet bevindt zich alles, wat we hier aan boord aan reserve onderdelen nodig zouden kunnen hebben. We hebben nieuwe zend- en ontvangstapparatuur en tevens printplaten voor belangrijke scheepsonderdelen bij ons. De jet is zelf nieuw en geschikt voor langeafstandsverkenningstochten en komt uit het arsenaal van de Intersolar. De situatie in de melkweg is ernstiger dan wij aanvankelijk hebben aangenomen. Onze beide schepen hebben van Bull verschillende, maar uiterst belangrijke opdrachten gekregen.
49
Dat heeft wederom te maken met onze gasten.' Hij ging weer zitten en knikte de psycholoog toe. Calembour, die Skytho nauwgezet in de gaten hield, ontdekte, dat zijn vriend weer met zichzelf of in die onbekende zone met zichzelf vocht. De spieren aan weerszijden van de hals werden duidelijk zichtbaar en de aders aan de slapen klopten. 'Wij hebben een vrij buitengewone gast,' ging Korvey Wokan verder, 'namelijk een Maahk. Hij heeft tegenover Vyrner de wens geuit op een Maahkplaneet te worden afgezet. Dat is eventueel mogelijk, maar eerst zou ik Vyrner iets willen vragen ...' 'Als het even mogelijk is, kunt u op mijn hulp rekenen,' zei Vyrner. Korvey knikte. 'Dat benadert de stelling van Bull al een heel stuk,' zei hij laconiek. 'Alles, wat er nu dient te gebeuren, wordt ons door een bittere noodzaak in de melkweg gedicteerd. Bull vraagt aan u, Vyrner Rustage om terug naar Lepso te vliegen of naar een andere planeet.' Het werd ineens stil. De mannen draaiden zich om en iedereen keek Rustage aan. Vyrner kuchte. 'Realiseert u zich, wat u van mij vraagt?' vroeg hij hees. De psycholoog glimlachte niet, toen hij antwoordde: 'Ik vraag helemaal niets. Reginald Bull verzoekt het u. Vlieg met de Gerardus Mercator terug naar Lepso of naar een andere planeet. Dit doel is bijna net zo belangrijk als de taak, die op uw schouders rust.' Vyrner schudde het hoofd. 'Wij allemaal... ik... we zijn blij, dat we uit deze hel zijn ontsnapt! Niemand kan van mij eisen of ook maar vragen, dat ik vrijwillig terugvlieg!' Het werd stil en iedereen hoorde duidelijk, hoe de psycholoog een diepe zucht slaakte. 15. Twee uur lang draaide de band in de cassetterecorder. Iedereen kon het gesprek, dat Skytho, Bull en Tifflor hadden gevoerd, volgen. De luidsprekers van de scheepsintercom waren op de cassetterecorder aangesloten. Ze hoorden het dringende appel, dat Bull op hen deed en het drong langzaam maar zeker tot de aanwezigen door, hoe Bull en Tifflor zich de oplossing voor dit gedeelte van het probleem hadden voorgesteld. De commandant van de Explorer stond op en zei luidkeels: 'Ik ben ervoor om gehoor te geven aan het verzoek van Bull. En wel om redenen, die beide in ons voordeel zullen zijn. Op de eerste plaats blijven wij buiten het gebied van de melkweg, dus buiten het bereik van de versuffende straling. Dat lijkt me niet zo moeilijk. Mochten we echter toch door de straling versuft raken, dan kan Skytho ons de helpende hand bieden.' Hij draaide zich half om en wierp een blik op zijn vriend. Skytho was eveneens opgestaan, maar hij beschutte zijn ogen met de onderarm tegen het felle licht en hij boog zich voorover. Hij verliet zijn plaats op het podium, wankelde langs Wokan het podium af en keek met gebogen hoofd zoekend om zich heen. Tenslotte ontdekte hij de smalle schuifdeur van een magazijn. Als een slaapwandelaar liep hij naar de schuifdeur, deed hem open en schakelde met de linkerhand de verlichting van het magazijn uit. 'Rust... stilte... duisternis...,' hoorden de mannen, die in de buurt van het magazijn zaten, hem fluisteren. Hij kroop weg achter een leeg rek in een hoek en sloot de schuifdeur tot op een smalle kier. Hij liet de deur op een kier staan, omdat hij zich realiseerde, dat een menselijk organisme lucht en zuurstof nodig had.
50
En dan het gemurmel, dat van stemmen uit de tweede wereld kwam. Calembour sloeg zijn handen voor het gelaat en toen hij zijn bemanning weer aankeek, merkten ze, hoe zeer dit hem aan het hart ging. 'Vervloekt!' siste hij. Niemand reageerde er op. Calembour duidde met zijn hoofd naar de deur van het magazijn en mompelde zacht voor zich uit: 'Skytho zal ons spoedig weer normaal te hulp komen. Ik wilde nu hoofdelijk gaan stemmen - wil iedereen, die voor het voorstel van Bull is, de hand opsteken? Het alternatief, dat wij hebben, is een lafhartige vlucht.' Alle bemanningsleden van de Explorer, met uitzondering van Calembour en de eerste officier, hieven hun hand op. 'Aangenomen! Wij doen het dus!' zei Calembour. Hij ging bij de tafel staan en keek Vyrner aan. 'Doe je mee, kameraad?' vroeg hij. Vyrner lachte sarkastisch. 'Als iemand zich met de Maahk bezighoudt en de Anti's voor hun derde man zorgen en als ik me niet de hele tijd over mijn lieve vriendelijke pseudobemanningsleden druk hoef te maken, dan ga ik akkoord met het verzoek van Bull. Maar het is en blijft natuurlijk een moeilijke vraag.' 'Aardig, dat u met uw plannen rekening met ons houdt,' zei Pegamoi Datras II vriendelijk. 'Maar wat zouden wij "gereddenen" eigenlijk op onze thuiswereld moeten gaan doen?' 'U allen, Akonen, Anti's en Arkoniden,' zei de psycholoog bits, 'heeft op dit moment een ongekende macht maar tevens een immense verantwoordelijkheid ten opzichte van uw rasgenoten. Als u als enig immuun gebleven persoon op uw thuiswereld landt, dan beschikt u over een ongelimiteerde macht en bezit u de planeet.' 'Dat was me eigenlijk ontgaan,' mompelde de Akoon verbaasd. 'Dit is een unieke kans om mijn volk te helpen, de planeet wederom bewoonbaar te maken en een gezonde samenleving op te bouwen. Wat jij, Vyrner?' De navigator hief zijn hoofd op. 'Hmm?' 'U kunt mij gerust naar Lepso, of, als het zo uitkomt, naar een Akoonse planeet brengen. Natuurlijk help ik u zo goed mogelijk aan boord, alhoewel ik geen ruimtevaarder ben. Ik beloof u, dat ik niet meer met mijn straalwapen zal gaan zitten spelen.' Hij glimlachte vriendelijk en het werkte aanstekelijk. 'Akkoord,' mompelde Vyrner verlegen glimlachend. Hij vermoedde, dat hij er nu niet meer onderuit kon komen. De hele weg terugvliegen met... Hij dacht even na en keek Korvey aan. 'Ik vlieg terug, desnoods in zigzag koers door de hele melkweg, heren. Maar in geen geval met een defecte biocomputer! Die apparaten draaien dol, omdat ze door de straling worden aangetast.' 'We beschikken nu over een lijst met spullen, die Bull ons ter beschikking heeft gesteld,' merkte Karsola op. 'We zijn in staat om de biocomputers van beide schepen door normale computersystemen te vervangen. Dat is iets, dat binnen een dag door tien man personeel kan worden uitgevoerd. Tevreden, Vyrner?' Vyrner Rustage schudde het hoofd. Hij voelde zich een stuk opgeluchter. Desondanks dacht hij nu al met afschuw aan de komende dagen, weken of misschien wel maanden, die hij nodig zou hebben om de mannen naar hun planeten te brengen. En Argoli...? 'Er gaan dus twee man akkoord,' zei Calembour. 'En hoe staat het met u? Toekomstig regent van de planeten van het nieuw arkonidische rijk en plaatsvervangend heerser van Arkon?' 'Ik sluit mij bij de meerderheid aan,' liet Pegamoi geaffecteerd weten. 'Ik neem aan, dat de overige aanwezigen zich ook positief zullen uiten. Maar ik zie echter een nieuw probleem.' Rustage stond op het punt, Pegamoi naar zijn strot te vliegen. 'Wat nu weer?' brieste hij woedend. 'Heeft u soms ook nog een butler nodig?'
51
'Dat lijkt me overbodig, Rustage. Ik heb u immers. Maar hoe dien ik mij voor de gastvrijheid aan boord van uw schip en uw vakmanschap als navigator te bedanken?' Argoli-Erion hield de arm van de navigator beet en trok hem op zijn plaats terug. De Terraan deed moeite om rustig te blijven zitten. 'De Siganezen vliegen met ons mee,' zei Karsola. 'Vyrner, Falgur tan Gromand, Pegamoi Datras II, hoe staat u tegenover het plan, Gooz-B?' De Barniter knikte. 'Ik zal zien, wat ik op mijn planeet in het Ricolt-systeem kan bereiken en of ik reddingsteams kan samenstellen. Ik ga uiteraard mee.' Ook de Anti's gingen akkoord met het voorstel. Alhoewel Rustage nog bezig was om hun namen op de lijst van de mannen aan te strepen, zei de springerpatriarch luidkeels: 'SpandaStarn, Trepan en Walide-Starn vliegen mee naar Lepso. Ze beschikken daar over een goed nieuw schip. We zullen het opnieuw uitrusten en proberen zoveel mogelijk springerclans te redden. Past dit in uw werkschema, Terraan?' 'Ja,' merkte Vyrner gekweld op. Ook de Anti's en de Ara's schenen door de gedachte op hun thuiswereld over miljoenen of miljarden kinderlijk geworden soortgenoten te kunnen heersen, te zijn gefascineerd. Ze stemden voor. 'Dan zouden we dus aan het werk kunnen gaan. Ik zou je graag een paar mannen geven, Vyrner, maar je weet, dat het geen zin heeft. Je weet, wat er zou gaan gebeuren.' 'Maar al te goed!' beaamde Vyrner. 'Laten we het vertrek niet langer uitstellen, zorg er maar voor, dat mijn computers in orde worden gemaakt en ik vertrek!' 'Natuurlijk, vriend Vyrner!' zei Calembour. Daarna speelde vrijwel alles zich bliksemsnel af. Alle gasten werden terug aan boord van de Gerardus Mercator gebracht. Het was de Terranen door een relatief eenvoudige psychologische truc gelukt de andere wezens voor het welslagen van dit experiment te winnen. De zwakheid van elk wezen, te kunnen beschikken over de mogelijkheid verantwoording te dragen en tegelijkertijd over macht te beschikken was van doorslaggevende aard geweest. Gezien de huidige toestand was macht slechts een woord zonder enige betekenis en het kon alleen als motief worden gebruikt, want de macht in handen hebben over een planeet, die door volwassenen, die zich als kinderen gedroegen, werd bewoond was nog lang niet zo gemakkelijk als het op het eerste gezicht leek. De biocomputers werden gedemonteerd, belangrijke componenten weggehaald en door mechanische computers vervangen. Deze computers konden minder werk dan 'normaal' verrichten, maar er was aan boord van de schepen voldoende robothulp om dit mankement op te vangen. Toen vertrok de Gerardus Mercator. Het doel was de planeet Lepso of, indien noodzakelijk, een andere planeet, waarop men ruimteschepen kon vinden en uitrusten. Een gedeelte van deze schepen zou door de 'vreemden' worden bemand en die zouden op hun beurt in verschillende richtingen met elk een eigen doel starten. In het flauwe schijnsel van de materiebrug raasde het schip weg, versnelde met maximum vermogen en de ruimtebol verdween tenslotte in de lineairruimte. Het andere schip bleef achter. Vyrner Rustage wierp een laatste blik op de eenzame punt voor de eindeloze leemte van het heelal. 'Ja,' mompelde hij peinzend. Plotseling voelde hij zich ouder en verstandiger. In ieder geval was hij niet meer de oude. 'We hebben nu een doel. Beter nog: ik heb een doel.' Het meisje Argoli zat naast hem op de leuning van de contourzetel en had haar arm om zijn nek geslagen. 'Ik heb er ook een,' zei ze. 'Ik wacht op het eindstation van deze reis.' Vyrner keek haar verbaasd aan. 'Maar... als deze tocht voorbij is, moeten we naar de Aarde vliegen.' Ze glimlachte.
52
'Dat is ook mijn doel of twijfelde je daar soms aan?' Hij zweeg een poos, toen zei hij verlegen: 'Ja. Daar heb ik serieus aan getwijfeld. Als je wilt, dan zet ik je gewoon op Lepso of op een andere planeet af.' 'Nee,' zei ze en ze schudde haar hoofd. 'Ik blijf bij je. Ik heb het recht niet om je in de steek te laten.' De EX-8989 verdween van de monitors. Het vrachtschip, de Gerardus Mercator, bevond zich in de lineairruimte en was op weg naar een doel, dat in het midden van een spiraalarm van de versufte melkweg lag. Op hetzelfde moment: '... zal u een aangenaam, maar in geen geval rustig leven te wachten staan. Als u het werkelijk wilt riskeren en het plan ten uitvoer kunt brengen, dan heeft u het leven van miljoenen wezens gered. Noem het territoriumvorst... een soort koning over versufte onderdanen.' Calembour keek de psycholoog aan, terwijl de Explorer op snelheid kwam en de grens van de snelheid van het licht naderde. 'Ze zullen er meer last dan plezier van hebben,' voorspelde de psycholoog. Cyvaldas haalde zijn schouders op. 'Dat is hun zaak. We hebben in ieder geval gedaan, wat we konden. Ze zullen moeten begrijpen, dat we het voortbestaan van alle volkeren van deze melkweg slechts stap voor stap veilig kunnen stellen.' En voor de Explorer was een aparte taak weggelegd. Calembour drukte, nu al voor de vierde keer, op de startknop van de recorder. De stem van Bull was duidelijk verstaanbaar. '... en voor u, mr. Calembour heb ik een net zo interessante als gevaarlijke opdracht in petto. U blijft met uw schip uit de buurt van de melkweg. U vliegt met uw mannen naar de honderdzonnenwereld; de coördinaten en plaats zijn u uiteraard bekend. Ik weet niet, wat het effect van de straling op het plasma is geweest. Er zijn een aantal mogelijkheden, die we ons zouden kunnen bedenken, maar misschien zijn ze niet van toepassing. Vlieg naar de Posbi's en haal, indien het mogelijk is, hulp. Wat er na deze opdracht gebeurt is iets, dat u alleen kunt en moet besluiten. Ik wens u en ons echter veel succes, we hebben het hard nodig. Het zonne-imperium, Rhodan en wij allemaal ... we zweven vlak boven het absolute dieptepunt. Er is op een eigenaardige en twijfelachtige manier vrede in de melkweg tot stand gekomen.' Calembour knikte Cylvadas en Wokan toe en zei vastberaden: 'We gaan aan het werk!' De krachtige motoren van de EX-8989 stuwden het schip de lineairruimte in. Ergens daar, ver voor hen, waar het licht van de sterren van de melkweg door de eeuwige duisternis van de intergalactische ruimte werd verdrongen, lag het doel.
We keren terug uit de ruimte naar de Aarde, om precies te zijn: naar Terrania City. Daar is het kleine team, dat onder leidingstaat van Galbraith Deighton en Roi Danton uitgeput en niet in staat om zich bezig te houden met alle problemen, die zich op de Aarde afspelen. Dat is niet mogelijk, want er zijn te veel problemen, die ze moeten zien te overwinnen. Een onbekende maakt gebruik van de precaire situatie, waarin de immuun gebleven personen zich bevinden. Hij streeft naar macht en hij wordt door DE BANDIETEN VAN TERRA geholpen ... DE BANDIETEN VAN TERRA, dat is tevens de titel van de nieuwe Perry Rhodan, die volgende week verschijnt. De auteur van die roman is Ernst Vlcek, die zijn sporen als auteur van Perry Rhodan pockets en Terra romans heeft verdiend.
53